Claude Piron

Esperanto :
Welke perspectieven een eeuw na het eerste congres ?


Voordracht in Boulogne sur Mer op 2005 03 27


Honderd jaar geleden


Een eeuw. Honderd jaar zijn er reeds verlopen sedert dat buitengewone ogenblik in de geschiedenis van het mensdom, toen Zamenhof zich in deze stad tot de deelnemers van het eerste internationale Esperantocongres richtte en sprak: « Ik groet u, beste vrienden, broeders en zusters van de grote menselijke familie, die bijeen gekomen zijt uit dichte en verre landen, uit de meest verschillende landen, om elkaar de hand te schudden in een broederlijk gebaar (...) Onze bijeenkomst is nederig; de buitenwereld weet er niet veel over en onze woorden zullen niet via de telegraaf vliegen naar alle steden (...) van de wereld (...). Maar de zaal waarin wij ons bevinden wordt door mysterieuze trillingen doorlopen, nauwelijks waarneembaar door onze zintuigen, maar voelbaar voor iedere gevoelige ziel : (...) trillingen, die de geboorte van iets groots begeleiden. » Waarna hij er aan toevoegde : « Hier zijn geen machtige naties en zwakke naties, bevoorrechte volkeren en volkeren zonder voorrechten, niemand wordt vernederd, niemand wordt lastig gevallen, (...), wij hebben allen gelijke rechten; wij voelen ons allen leden van eenzelfde natie, van eenzelfde familie. En voor de eerste keer in de geschiedenis van het mensdom komen we samen, wij die behoren tot de meest verschillende volkeren, niet als vreemden, niet als concurrenten, maar als broeders, die elkaar de hand drukken (...) in alle oprechtheid, van menselijk wezen tot menselijk wezen. Laat ons bewust zijn over het belang van deze dag, want vandaag, tussen de ontvankelijke muren van Boulogne-sur-Mer, zijn het geen Fransen, die Engelsen ontmoeten, noch Russen Polen, maar mensen die mensen ontmoeten.»


Toen ik die dag van 1905 bestempelde als een buitengewoon ogenblik in de geschiedenis van het mensdom hebben de meesten onder u zonder twijfel gezegd : « Hij overdrijft toch ». Misschien. Maar mijn indruk is niet ongegrond.


Ik was zeer onder de indruk van een feit, dat ik ontdekt heb in een document van Unesco. Lang geleden weigerde een Afrikaanse stammenhoofdman, die men er probeerde van te overtuigen hoe belangrijk het is te kunnen lezen en schrijven, dat te geloven. Men heeft hem dan een proef voorgesteld. Hij zou iets zeggen, eender wat, aan iemand die zijn woorden zou opschrijven, men zou het papier naar een ander dorp brengen en hij zou diegenen, die het gaan dragen, vergezellen. In dat andere dorp zou iemand, die er niet bij was toen hij sprak en die dus niet weet wat hij gezegd heeft hem voorlezen wat er geschreven staat. Het stamhoofd aanvaardde. Toen de groep aangekomen was in het andere dorp en men luidop las wat hij gedicteerd had, was hij geweldig onder de indruk. Iemand die er niet bij was kon precies zijn woorden herhalen! Ongelooflijk! Een echt mirakel!


Het is een feit dat de uitvinding van het schrift indrukwekkende gevolgen had. Wij hebben een groot deel van ons comfort, ons plezier, onze kennis, onze vreugden, onze gezondheid te danken aan het feit dat het schrift bestaat. Zonder schrift zouden we niet zijn wat we zijn. Het is daarom dat men kan zeggen dat het ogenblik, dat voor het eerst een idee of informatie schriftelijk overgebracht werd, een sleutelmoment was in de geschiedenis van het mensdom, ook al weet niemand waar en wanneer dat gebeurd is.


Naar mijn mening is het ogenblik, waarop voor de eerste keer personen van twintig landen elkaar verstonden zonder tolk en zonder dat eender wie de taal van een ander volk moest spreken, een sleutelmoment geweest in de geschiedenis van het mensdom. En dat buitengewone ogenblik heeft zich voorgedaan hier in Boulogne in 1905.


Iets zeer belangrijks gebeurde ook toen Zamenhof zijn gedicht « Gebed onder de groene standaard » voordroeg : verschillende mensen kregen de tranen in de ogen! Zo werd voor altijd het argument weerlegd van hen, die beweren dat een taal, geboren in een kabinet, alleen maar een taal zonder ziel kan zijn. Als het voordragen van een gedicht tot tranen kan bewegen, betekent het, dat de taal in dewelke het geschreven werd, veel meer is dan een robottaal, dan een mechanische taal, alleen voor mededelingen uit het praktische leven, zoals de meerderheid van de toenmalige intellectuelen beweerden. Ze kan de harten beroeren. Ze heeft een ziel.


Wij zijn met velen die ervaring hebben met deze ziel in de meest verschillende omstandigheden. Wij weten dat Esperanto ons kan in trilling brengen: enthousiasme, vreugde, ontgoocheling, gramschap, we hebben ervaren dat het al deze gemoedstoestanden in ons kan opwekken, wij weten dat we kunnen twisten, ruzie maken, woedend zijn in die taal, maar ook dat we ze kunnen gebruiken om te troosten of om onze liefde uit te drukken, en dat in al die omstandigheden Esperanto nooit moet onderdoen voor andere talen. Als men iets beleefd heeft, kan men aan zijn belevenis niet twijfelen. Wat de sceptici, die Esperanto voor een levenloze code houden, ook mogen beweren, wij weten dat zij zich vergissen. Ook als we er niet in slagen onze ervaring mee te delen aan de buitenwereld, blijft het feit dat Esperanto een levende zaak is, een taal begiftigd met een ziel. Wij weten dat, omdat het beleefd hebben. Het is geen kwestie van opinie, en dus van subjectiviteit. Het is een feit, een objectief ding, terwijl het idee dat Esperanto een zielloze taal is, alleen maar een eenvoudige subjectieve opinie is, vooringenomen en gefundeerd op geen enkel experiment of waarneming.


Naast feiten hebben opinies op de duur geen enkel gewicht. Opinies wisselen, evolueren, maar feiten blijven feiten, vast, onvernietigbaar, bestemd om te overwinnen, omdat ze de werkelijkheid zijn, terwijl opinies slechts denkbeelden zijn, die, als ze niet gegrond zijn op de werkelijkheid, alleen maar kunnen uiteenvallen na verloop van tijd.


De drie menselijke breinen en de ziel van het Esperanto


Het menselijke brein is drievoudig. In de binnenste laag is het zuiver instinctief, het is evenwaardig aan de hersenen van een reptiel: het is de zetel van het voorhistorische, het primitiefste deel van ons wezen, het is daar dat we de primaire emoties beleven, zoals paniek, drang, agressie, het is daar dat zich de commandoborden bevinden, die ons toelaten de meest elementaire reacties te hebben: grijpen, verstoppen, vluchten, aanvallen. Maar rond het reptielenbrein bevindt zich de hersenschors, die in twee helften verdeeld is. Ze gelijken op de twee delen van een noot, waar de schaal vanaf is. Deze twee helften oefenen verschillende functies uit. Bij een rechtshandige is de linkerhelft die van de woorden, de cijfers, de maten, de rede, de analyse, de afleiding, de feiten, de wil, de discipline en andere dingen van die aard, het is daarom dat ik die het brein van de strengheid noem. Anderzijds is rechterhelft de plaats van de beelden, van de niet verbale symbolen, van de gevoelens, namelijk van het esthetische en artistieke aanvoelen, van de sferen, van de verbeelding, van de metaforen, van de intuïtie, van de vrije associaties van ideeën, van dromen en dagdromen, van een poëtische benadering van de wereld, van de creativiteit, van de vrijheid. Ik zie daarin het brein van het vertrouwen, want het is maar wanneer men vertrouwen heeft, dat deze helft zijn ongelooflijke vruchtbaarheid ontplooit. In het algemeen, bij een individu, en vaak bij een heel volk, overheerst een van de twee helften. Maar bij Zamenhof waren beide delen niet alleen sterk ontwikkeld, ze werkten ook op merkwaardige wijze samen.


Deze harmonie vindt men terug in de taal. Esperanto is streng, het eist discipline, en het zet dus de linkerhelft aan het werk. Denk aan de accusatief, aan het feit dat werkwoorden ofwel overgankelijk ofwel onovergankelijk zijn, aan de strikt bepaalde betekenis van de voorzetsels. Esperanto is een striktere taal dan de meeste. Maar het is ook vrijer. Het recht tot combinatie van de “monemen”, zoals de taalkundigen zeggen, dus van de stammen, de voor- en achtervoegsels en de uitgangen, zonder de minste beperking, is typisch voor de rechter hersenhelft, evenals de vrijheid die gelaten wordt aan de volgorde van de woorden in de zin of aan veel syntactische feiten. Om een gegeven idee uit te drukken beschikt Esperanto over duidelijk meer mogelijkheden dan de andere talen. Kijk naar het aantal mogelijke formules om het idee uit te drukken « Ik ben naar Boulogne gekomen met de trein » : Mi venis al Bulonjo per trajno, al Bulonjo mi trajnis, mi venis trajne Bulonjon, Bulonjen trajnis mi, pertrajne mi al Bulonjo venis, mia alBulonja veno estis trajna, trajne mi alBulonjis, enz. Als Esperanto aan de schrijver een graag gewaardeerde souplesse en rijkdom biedt, heeft dat precies te maken met dit heel zeldzame samengaan van strengheid en vrijheid, aan dit samenspel van de twee hersenhelften.


Op dat gebied is Esperanto uniek. De andere talen geven voorrang aan een van deze aspecten, ten nadele van het andere. Frans en Duits zijn streng, maar laten weinig vrijheid aan de manier van uitdrukken. Engels en Chinees zijn vrijer, maar ze missen strengheid en bijgevolg precisie. Ja, Esperanto is uniek in het taalpanorama. Het verstand gebruikt het met finesse, met nuances, met precisie, met klaarheid, maar het hart vindt er ook een middel in om de fantasie, de emotionele kracht, de diepste en intiemste gevoelens mee uit te drukken.


Als een zaak uitzonderlijk is, heeft men de neiging er niet aan te geloven. Het is daarom dat de meerderheid van onze tijdgenoten er gewoon niet in slaagt zich de ongelooflijke troeven van het Esperanto in te beelden.


Verborgen berichten


Het is precies daarom dat ik, enkele minuten geleden, de uitdrukking «op de duur» gebruikt heb. Men kan zich geen precies idee vormen van het fenomeen Esperanto, tenzij men het plaatst in een historisch perspectief. Het is omdat ze vermijden dat te doen dat zoveel mensen vandaag zeggen: «de wereldtaal is het Engels».


Deze zin, die de media om de haverklap herhalen, komt gedurig terug in de redevoeringen van ministers en PDG's, evenals uit de mond van diegenen, die zich overgeven aan het genoegen de wereld rond een cafétafel te herbouwen. Maar schijnbaar geeft niemand er zich rekenschap van dat ze daarmee een hele reeks verborgen ideeën doorgeven. Bij voorbeeld: «de overwinning van het Engels is definitief», «de taalverschillen vormen geen probleem meer: het Engels is daar», «de algemene aanvaarding van het Engels heeft voor ons geen enkele financieel gevolg», «er is geen realistisch alternatief», «er zijn geen taalhandicaps: als een vreemde arbeider onrecht lijdt omdat hij zich niet correct heeft kunnen uitdrukken, of als een patroon van een kleine of middelgrote onderneming een interessant contract mist omdat zijn niveau Engels niet het peil bereikt van de onderhandeling met de vreemde partner, krijgen ze maar wat ze verdienen: ze moesten maar beter Engels leren.»


Denk twee minuten na. U zal aanvoelen dat deze berichten - en andere - eigenlijk de fameuze zin over de overwinning van het Engels begeleiden. Het zijn berichten die een tunnelzicht geven, die geen enkele zijdelingse waarneming toelaten: er is maar een lichtschijnsel ver weg: het Engels, anders lijkt er geen uitweg. Deze conditionering belet wel de normale reacties, zoals bijvoorbeeld het volgende idee.


De geboren Engelstaligen oogsten heel veel voordelen en enorme winsten uit het huidige systeem. De taalverblijven brengen aan Groot Brittanië jaarlijks een miljard euro op (dat is: duizend miljoen). «English language teaching is very big business» («Het onderwijs van het Engels is een heel belangrijke bron van inkomsten»), zei onlangs een informatiebulletin van het Salon van het Engels, gehouden in het Barbican Centre van Londen. En de voorzitter van de British Council heeft het bevestigd: «Het Engels brengt ons meer op dan de olie uit de Noordzee». Dit ging alleen nog maar over het Verenigd Koninkrijk. Welnu, de Verenigde Staten oogsten nog meer winst uit het ruime gebruik van het Engels in de wereld.


Het zou dus normaal zijn dat Engelstaligen betalen voor deze voordelen. Is het niet absurd dat in de hele wereld de niet Engelstalige belastingplichtigen astronomische bedragen storten opdat de staten onderwijs Engels zouden organiseren, waarvan het enige resultaat is dat ze hun burgers in een minderwaardigheidspositie plaatsen? Zij, die al die voordelen krijgen uit hun geboorterecht, die van een meerwaardigheidspositie profiteren in elke discussie, bij elke onderhandeling, in elk debat, aan wie de inspanning om een vreemde taal te leren bespaard werd, precies zij zijn het, die niets moeten betalen voor dit indrukwekkend voordeel! De rechtvaardigheid zou eisen dat de Engelstalige landen aan al de andere landen de uitgaven zouden terugbetalen, die gedaan werden om hun burgers zover te brengen, dat ze hen op taalgebied kunnen ontmoeten. Overigens, terwijl wij zovele uren opofferen aan de studie van het Engels, beschikken de Engelssprekenden over die tijd voor het studeren van wetenschappen, techniek, een of ander beroep, of gewoon aan rust en ontspanning. Zou het niet normaal zijn dat ze ons vergoeden voor ons tijdverlies en onze inspanningen, waar zij veel meer winsten uit halen dan wij? In onze wereldwijde en neoliberale maatschappij is geen enkel voordeel gratis. Ze krijgen een enorm voordeel, laat ze dat dan betalen! Een beetje volgens het principe van «de vervuiler betaalt».


De verborgen, niet expliciete berichten, die samen het denkbeeld maar ook de gevoelswereld vormen van die gedurig herhaalde zin, dat Engels de wereldtaal is, sluipen onbewust de geesten binnen. Omdat ze niet uitdrukkelijk zijn, is het onmogelijk er zich tegen te beschermen. En door in het onbewuste deel van het psychische binnen te dringen ontketenen ze daar een masochistisch proces, waartegen enkel het bewustzijn zou kunnen beschermen. Door die subtiele manier van binnendringen gaan de slachtoffers gedurig die zinnen te herhalen, die hun slachtofferrol bevestigen en versterken. Het is dat systeem dat gebruikt wordt om slaven in hun slavenrol te houden of om te beletten dat de mensen van de lage kasten proberen het kastensysteem te veranderen. Terwijl ze die slogans over het Engels aan elkaar herhalen als papegaaien, overtuigen onze tijdgenoten er elkaar van, dat niets kan verbeterd worden, dat ze slaven zijn zonder hoop op vrijheid, omdat de meesters een definitieve overwinning behaald hebben en dat de verliezers hun hoofd niet moeten oprichten. Het is als een toverzang, een magische formule, waarvan het effect is dat de slachtoffers steeds meer hun slachtofferrol aanvaarden. Het masochisme versterkt zich keer op keer, maar helaas zijn de slachtoffers daarvan niet bewust.


Wie het daar over heeft, gaat aan een zeer belangrijk feit voorbij. In de rechter hersenhelft is er bij elke mens een onbewust, vaag verlangen naar iets ondefinieerbaars, iets zonder naam, omdat het te onbepaald is, maar dat goed zou zijn voor het geheel van het mensdom, een verzuchting naar een paradijselijke harmonie, naar een wereld waarin geen onrecht zou bestaan. Hoe vaag het ook zij, dit verlangen is zeer sterk, heel machtig, het kan individuele reusachtige energieën in gang zetten, merkwaardige toewijding opwekken, die moeilijk rationeel te rechtvaardigen is. Bij een zeker aantal personen heeft die verzuchting naar een niet omlijnd en naamloos goed zich gekristalliseerd in het concept «Esperanto», zodat ze een groot stuk van zichzelf, van hun libido, zoals Freud zou zeggen, investeren in het terrein, dat het woord «Esperanto» oproept. Het concept «Esperanto» krijgt zo de aantrekkingskracht die Carl Gustav Jung toekent aan deze kernen van psychische energie, aan die psychische nevelvlekken, die hij archetypes noemt. Het wordt de concretisering, dus de denkbare vorm, van een op zich ondenkbaar ding, van iets dat buiten de grenzen ligt van wat een naam heeft, maar dat de zielen met een oneindig veel grotere kracht aantrekt, dan die waarmee de sterkste elektromagneet ijzer aantrekt.


De gedurige herhaling van het idee dat het Engels gewonnen heeft, werkt op de linker hersenhelft, en blokkeert de vruchtbaarheid van de rechterhelft, waar ze het archetype onderdrukt, dat verlangen naar een wereldwijde rechtvaardigheid, waarover ik het zojuist had. Ze blokkeert de verbeeldingskracht. Daarom kunnen mensen, die men zo vaak gebombardeerd heeft met die geestdodende slogan, dat ze hem in zich hebben opgenomen, zich zelfs niet meer inbeelden, dat er een wisseloplossing bestaat. Zo sterft hun nieuwsgierigheid en wordt hun kritische geest steriel. Omwille van dit sociaal-psychologische proces worden miljoenen en miljoenen jongeren, de wereld rond, gedwongen zich jaren en jaren toe te leggen op buitenmatige inspanningen om te proberen een taal te verwerven in dewelke ze nooit evenwaardigheid zullen bereiken met de inboorlingen. Welnu deze plaag is niet nodig, want er bestaat een wisseloplossing, die aan de jeugd wereldwijd en aan alle belastingplichtigen, feitelijk aan alle staten buiten de Engelstalige, de verlossing van veel zware financiële lasten zou brengen en hen bevrijden van een absurde manier van zijn tijd en zijn neurale energie te investeren. Dat weten wij, kleine marginale gemeenschap, uit eigen ervaring.


Maar het grote publiek heeft het bericht van de definitieve overwinning van het Engels opgeslorpt. En als men er met alle kracht in gelooft, zonder de nodige afstand om de zaken kritisch te bekijken, moet men fataal een aanvullend idee te aanvaarden: als het Engels gewonnen heeft, heeft Esperanto verloren.


Een typische denkwijze van vierjarige kinderen


Ongelukkig worden Esperantogebruikers beïnvloed door de algemene opinie. Enkelen onder hen hebben neiging ze aan te hangen. Zo lijden ze onder een tweespalt, die pijnlijk kan zijn. In hen leeft wel het gevoel dat Esperanto voor hen geslaagd is, omdat het hun leven verrijkt heeft. Maar ze komen er niet toe dit gevoel te doen stroken met de algemene opvatting, dat Esperanto zou mislukt zijn. Dus is er in hen een spanning tussen iets sociaals en iets individueels, tussen de linker- en de rechterhersenhelften.


Het loont de moeite te analyseren, wat zij zeggen, die niet twijfelen aan het fiasco. Als we dat doen stellen we onmiddellijk vast dat hun overtuiging absoluut is. Hij die zegt : «Esperanto is mislukt» twijfelt er zeker van dat deze mislukking evident, totaal en definitief is. Dat komt in zijn geest neer op «Esperanto, dat is niets». Het heeft bestaan als project, het project is uiteengevallen. Het bestaat dus niet meer, tenzij als historisch curiosum.


Interessant is dat deze indruk, volgens dewelke de huidige mislukking van Esperanto absoluut, totaal , definitief is, maar kan opdagen bij iemand die redeneert zoals een kind van minder dan zes jaar. Ieder van ons is maar mentaal volwassen in enkele domeinen van het leven. In veel andere domeinen blijven we intellectueel functioneren zoals kinderen van vier, vijf jaar. Op die leeftijd kan ons brein niet meer dan twee concepten tegelijk vatten, die altijd symmetrisch, tegengesteld en extreem zijn: «groot» / «klein», «sterk» / «zwak», «eerst» / «laatst», «alles» / «niets». Zelfs de intelligentste volwassenen, mentaal heel knap in hun vak en het dagelijkse leven, blijven denken volgens dat denksysteem van een vierjarige op allerlei gebieden, zoals politiek, geloof, mensengroepen (naties, rassen, sociale klassen...), de denkwijze over zichzelf, het oordeel over het andere geslacht (vaak ideeën over de echtgenoot of echtgenote), enz. Welnu, Esperanto is een terrein, waarop het gemakkelijk is, dit oertype van mentaal functioneren aan te tonen.


Bijvoorbeeld zijn veel mensen niet in staat zich in te beelden dat het Esperanto van vandaag verschilt van de taal zoals ze bestond in 1887. Zulke mensen zeggen : « Een levende taal evolueert, Esperanto kan niet evolueren, dus is Esperanto geen levende taal, daarom is het mislukt». Het gaat niet alleen over onjuiste informatie, het gaat over een onvermogen zich in te beelden dat een taal, voorgesteld door één enkele mens, kan evolueren en zich kan verrijken. Typische manier van denken van een klein kind. Er zijn maar twee termen mogelijk: alles of niets. Er is de « Internationale taal » van Dr Esperanto van 1887, en dat is alles; daarnaast bestaat er niets dat men « Esperanto » zou kunnen noemen. Die mensen bekijken Esperanto niet op dezelfde manier als andere realiteiten! Steden veranderen, stijlen wijzigen, muziek evolueert, mode verschilt sterk van het ene decennium tot het andere, enkel Esperanto blijft gebeiteld in zijn toestand van 1887.


Of laat ons eens kijken naar de manier waarop men succes bepaalt. Voor veel mensen heeft Esperanto geen succes gekend omdat het de wereld niet veroverd heeft. Voor hen zou succes moeten zijn dat men gelijk waar zou kunnen gaan in gelijk welk land ter wereld en zich op straat richten tot gelijk wie in Esperanto en verstaan te worden. Maar dit concept van succes passen ze niet toe op andere gebieden. Ze zouden nooit denken: «Honda's zijn een fiasco want zeer veel automobilisten gebruiken een Toyota, een Mercedes, een Citroën, een Ford of een ander merk.» Men past op het succes van Esperanto criteria toe, die men niet elders gebruikt. Is dat niet interessant?


Historisch perspectief


Bij dit alles voegt zich het onvermogen de gebeurtenissen te situeren in een historisch perspectief. Bijgevolg kent men ook niet het concept «nog niet». Ook hier zien we een merkwaardig verschil tussen Esperanto en andere domeinen van het leven. Er zijn veel activiteitsgebieden in het sociale leven, waar personen vechten om de wereld te verbeteren. Bijvoorbeeld wat betreft gelijkheid tussen mannen en vrouwen, zwarten en blanken, tussen sociale bevolkinslagen in verband met gelijkheid van studiekansen, rechten van de inlandse volkeren, rechtvaardigheid in de handel tussen noord en zuid, en nog vele andere. Denken zij die deze onderwerpen bespreken dat: «De strijd mislukt is»? Neen. Ze denken : «Wij zijn nog niet geslaagd. Er blijft veel te doen».


In 1700 waren er al mensen die vochten voor de afschaffing van de slavernij. Maar in 1850 bestond de slavernij nog altijd. Zou het in 1850 juist geweest zijn te zeggen : «De strijd voor de afschaffing van de slavernij is mislukt» ? Neen. De geschiedenis leert ons dat de enig juiste zin zou geweest zijn: «In 1850 was de strijd tegen de slavernij nog niet geslaagd». Maar nooit hoort u iemand, die zeker is van de mislukking van het Esperanto zeggen: «Esperanto is nog niet geslaagd». Alsof de taal maar recht had op een beperkt aantal jaren om de wereld te veroveren en dit doel niet behaald heeft binnen de gestelde termijn. Maar waarom een termijn? Vanwaar een termijn ?


Het idee dat Esperanto het ritme van de natuurlijke fenomenen volgt, die exponentieel groeien, komt niet in hun hoofd op. Een exponentiële groei is zeer traag in het begin, maar die versnelt geleidelijk en vanaf een zekere drempelwaarde wordt ze zeer snel. Wie twijfelt aan de toekomst van het Esperanto, kent de geschiedenis niet. Denk bijvoorbeeld aan het metrieke systeem. Het werd voorgesteld door Gilbert Mouton, pastoor te Lyon, in 1647. Honderd twintig jaar later, in 1767, was het nergens bruikbaar want alleen enkele fantasten kenden het. Zou men dan het recht gehad hebben te zeggen dat het mislukt was? Helemaal niet. Het vervolg van de gebeurtenissen toont dat men toen had mogen zeggen: «Honderd twintig jaar na zijn verschijning kent het metrieke systeem nog geen succes». Evenzo, honderd twintig jaar na de verschijning van het Esperanto op het wereldtoneel moet men stellen dat, Esperanto misschien nog niet geslaagd is. Voor zover dat « slagen » zou moeten betekenen «universeel te worden», wat een ander verhaal is.


Dit historische perspectief kan helpen zich te ontdoen van de spanning tussen het subjectieve gevoel en de objectieve vaststelling waarover ik daarstraks gesproken heb. Men kan het standpunt kiezen: «Ik behoor tot een avant-garde». Feitelijk hadden zij, die vochten om de wereld van slavernij te bevrijden of om het metrieke systeem officieel te doen aanvaarden gelijk, zelfs gedurende de hele tijd dat hun actie schijnbaar geen enkel concreet resultaat opleverde, en ze spottend bekeken werden als belachelijke utopisten. We mogen ons in dezelfde situatie achten. Natuurlijk,we kunnen ons vergissen, maar de hypothese, dat wij pioniers zijn is niet minder waarschijnlijk dan de tegengestelde, als men vergelijkt met vergelijkbare acties in een historisch perspectief.


En de nabije toekomst?


Een historisch perspectief is ook nuttig om te voorzien hoe de toekomst kan verlopen, wat er kan gebeuren na de tegenwoordige tijd. Elke voorspelling is delicaat. Als men onderzoek doet op de pronostieken gemaakt door mensen die voor specialisten doorgaan, merkt men dat ze zich zeer dikwijls vergissen, in het algemeen omdat onvoorspelbare toevallige gebeurtenissen optreden, die niemand in rekening gebracht had. Toch kan men in andere gevallen vrij precies het latere verloop voorspellen. De demografische voorzieningen bijvoorbeeld zijn over het algemeen betrouwbaar, en epidemiologen kunnen met vrij goede precisie vooraf zeggen hoe de uitbreiding van een epidemie zal verlopen.


Ik kom terug op het idee dat het Engels gewonnen heeft. Rond de Middellandse Zee kon men in de eerste eeuw van onze tijdrekening hetzelfde zeggen over het Grieks, misschien niet het klassieke Grieks, maar een vereenvoudigd soort Grieks, als wat men vandaag in sommige kringen zegt, dat de wereldtaal het «simple bad English» is. In Europa, in de elfde eeuw kon men zeggen dat het Latijn het gehaald had. In de achttiende eeuw kon men dat zeggen over het Frans. Maar we weten hoe de geschiedenis verlopen is: elk van deze talen verloor later haar overheersende positie. En de betrokken verandering heeft telkens de politiek-economische veranderingen van het internationale politiek-economische leven gevolgd.


De overheersing van het Engels in onze wereldwijde maatschappij is gebonden aan de overheersing, politiek en economisch, van de Verenigde Staten. Welnu, de feiten waarover we vandaag beschikken, laten gissen dat dit land misschien al aan zijn afgang begonnen is. Dit idee werd uitdrukkelijk voorgesteld in een onlangs vrijgegeven officieel rapport van de CIA. Ik aarzel mij op dit terrein te wagen, omdat sommigen mij zullen verwijten aan politiek te doen. Het gaat nochtans niet over politiek, maar over beschouwingen betreffende een mogelijke evolutie, want ze spreekt noch de logica noch de heden gekende feiten tegen, maar ze zou ook niet zou kunnen plaatsvinden. Wat er zal gebeuren weet niemand. Maar talrijke ernstige commentatoren schatten, dat tussen nu en enkele decennia de politieke en economische supermacht een alliantie zal zijn tussen China, India en Brazilië. Zij zijn de landen die het snelst en sterkst ontwikkelen, en met een reusachtig potentieel. Bijgevolg zijn veel specialisten van oordeel dat de wereldtaal van morgen het Chinees zal zijn. En een feit is, dat de cursussen Chinees in de hele wereld jaar na jaar meer leerlingen aantrekken.


Concreet, wat laat er toe te zeggen, misschien - en ik onderstreep dat «misschien» - gaan de Verenigde Staten snel hun verval, hun ondergang tegemoet ? Vele feiten.


Bekijken we bijvoorbeeld de economische toestand. De economie van de Verenigde Staten steunt op een uiterst fragiele constructie die men kan samenvatten als volgt: de wereld produceert en de Verenigde Staten consumeren. Dat was al zo voor de industriële producten, maar in 2004, voor het eerst sedert verschillende decennia, heeft dit land een netto invoer van voedsel gekend. Hun landbouw en veeteelt zijn er niet in geslaagd de bevolking te voeden. Het handelsdeficit van de Verenigde Staten heeft nu 630 miljard dollar bereikt. Om deze schulden te betalen moeten de Verenigde Staten van de rest van de wereld elke dag ongeveer een miljard dollar krijgen. Kan men in die omstandigheden een bankroet ontlopen? Het belangrijkste land dat de Verenigde Staten toelaat zich drijvend te houden is tegenwoordig China, waarvan de overschot op de handelsbalans van de USA oploopt tot 160 miljard dollar.


Dit gaat over het verschil tussen invoer en uitvoer, dus de private economie van de Verenigde Staten. Als wij ons keren tot het publieke domein, dat wil zeggen naar de Staat, stellen we vast dat zijn financiële zaken er nog ongunstiger voorstaan. De nationale schuld liep gisteren (26 maart 2005) op tot 7,79 biljoen dollar, dat wil zeggen 7,79 miljoen miljoenen dollar of 7.79 duizend miljard dollar. (Toen Bush president werd in 2001, heeft hij van Clinton een volle kas geërfd; de Amerikaanse Staat had geen schulden op dat ogenblik). Het grootste deel van dit bedrag zijn de Verenigde Staten verschuldigd aan Aziatische landen: China bijvoorbeeld, leende aan de Amerikaanse schatkist 83 miljard dollar. Deze schuld groeit snel aan. Het avontuur in Irak kost aan de staat 5,8 miljard dollar per maand. Het is twijfelachtig of een land lang kan blijven functioneren met zulke reusachtige nationale schuld. Daardoor verliest de dollar gedurig aan waarde, in zoverre dat de petroleumproducerende landen meer en meer overwegen geen betalingen in dollars meer te aanvaarden, maar van de euro de referentiemunt te maken voor de handel in ruwe petroleum.


Allerlei andere feiten wijzen op een catastrofale evolutie van de Verenigde Staten, zoals de verlaging van het gemiddeld loon (1), de jaarlijkse groei van de verhouding van personen onder de armoededrempel (2), het aantal gevangenen (3), - de grootste ter wereld zowel in absoluut aantal als in verhouding tot het aantal inwoners -, de overdreven spreiding van de gewapende machten in het buitenland of het feit dat, net als in de Sovjet Unie voorzijn ineenstorting, de afstand tussen objectieve feiten en subjectieve indrukken bijzonder groot is: bijvoorbeeld hoewel alle officiële documenten van de Bush administratie tonen dat Irak geen rol speelde in de aanval op de New Yorkse torens, geloven meer dan 50% van de inwoners van de VS dat de betrokken piloten de Irakese nationaliteit hadden, als men de peilingen mag geloven.


Versta me goed. Ik zeg niet dat de Verenigde Staten met zekerheid weldra zullen ineenstorten. Ik weet het niet. Niemand weet het. Misschien zullen ze er in slagen, dank zij een buitengewone krachtinspanning, waartoe de bevolking van de VS perfect in staat is, misschien meer dan veel andere volkeren, de toestand te herstellen. Er bestaat bij deze bevolking een ruim potentieel aan energie, moed, doorzicht en fundamenteel optimisme dat de staat misschien succesvol kan uitbaten. Ik zeg gewoon dat, als men de toestand van de grootmachten van de geschiedenis bestudeert juist voor hun ineenstorting, men er dezelfde trekken in terug vindt als in de huidige Verenigde Staten.


Wat heeft dat met Esperanto te maken? Heel eenvoudig dat de overheersende taal in het algemeen de taal is van het overheersende land. Als het statuut van supermacht zal overgaan van de Verenigde Staten naar een alliantie China-India-Bazilië, kan men voorzien dat na verloop van tijd de leiders zullen zeggen: «Waarom verder in het Engels communiceren, een moeilijke taal, helemaal vreemd aan onze culturen?» Ze zullen dan misschien geneigd zijn het Chinees als wereldtaal aan te nemen, want in deze alliantie zal China bijzonder zwaar wegen. Maar het Chinees is nog slechter aangepast dan het Engels aan de eisen van een internationale communicatie, wegens zijn schrift en zijn uitspraak. Er is dan een kans dat men opmerkt dat Esperanto beschikbaar is en perfect geschikt is voor die rol.


Als u vindt dat ik de feiten en hun mogelijke gevolgen helemaal verkeerd beoordeel, geef ik graag toe dat u misschien gelijk heeft en dat ik volledig ongelijk kan hebben. Maar ja, men heeft me gevraagd te zeggen welke vooruitzichten ik zie voor onze taal een eeuw na het eerste Esperantocongres en dat heb ik gezegd, zo openhartig mogelijk. Rechtuit gezegd, al wat ik tot nu toe gezegd heb was maar tijdvulling. De grond van mijn gedachte is veel eenvoudiger. Ik geloof in Esperanto, ik geloof dat het op een dag de wereldtaal wordt, misschien over 20 jaar, over 100 jaar, over 300, dat kan ik niet raden, en het is me gelijk.


Ik geloof er in krachtens een of andere onoverwinnelijk sterke intuïtie en ik zal niet beledigd zijn als u me daarom gek verklaart. Maar zolang deze gekte in mij niemand kwaad doet, en mij gelukkiger maakt, waarom zou ik mij er over schamen en ze verwerpen? Geloven in een dergelijke intuïtie kan gek zijn, maar dat kan ook iets heel gezond zijn, mentaal gesproken. In feite kan ik mijn manier om de komende decennia te zien, bevestigen door rationele argumenten, gefundeerd op de feiten, argumenten die niet minder waard zijn dan de argumenten van die, voor wie Esperanto geen toekomst heeft. Nochtans is het niet wegens die argumenten, dat ik geloof in de toekomst van Esperanto, wel door een of andere mystieke onverklaarbare zekerheid, waarover men niet kan discussiëren omdat ze wortelt in mijn rechter hersenhelft. Deze, indien men er in slaagt zijn positieve aspecten uit te baten, kan zich voordoen als een wonderbare buitengewone tuin, waarin schoonheid, vriendschap, fantasie, blijheid, creativiteit bloeien. En dit geloof dat ik stel in Esperanto geeft me zoveel vreugde, dat - zelfs als het fout zou blijken uit historisch of sociaal oogpunt - het voor mij altijd, uit individueel oogpunt, wegens zijn geschiktheid om vriendschap te scheppen en de geest te verrijken, een schat zal blijven, waarvan de waarde altijd alle menselijke berekeningen zal overtreffen. Ja, onze rechter hersenhelft bevat, in zijn paradijselijk deel, een enorm potentieel aan plezier en energie. Hoezeer zou ik wensen, dat alle Esperantisten in staat zouden zijn er met genoegen te gaan in wandelen! En dat alle mensen hen daarheen en daarin zouden mogen volgen! Tot op de dag dat la bela sonĝo de l'homaro por eterna ben' efektiviĝos.


____________
1. Het gemiddelde loon viel van 17 dollar op 14,5 dollar per uur tussen 2000 en 2004. De delocalisatie heeft de Verenigde Staten 1,8 miljoen werkplaatsen doen verliezen. Als men rekening houdt met de demografische groei, is het deficit aan arbeidsplaatsen 5,4 miljoen voor de vier laatste jaren, zodat veel personen enkel overleven door slecht betaalde posten te aanvaarden. Velen leven op krediet, en de som van de schulden bereikt astronomische proporties.
2. Volgens de statistieken van het Census Bureau (Dienst van de Bevolking) leven 45% van de zwarte bevolking en 44% van de Spaanstalige onder de armoededrempel.
3. 2,2 miljoen, tegen 380.000 in 1975


Vertaald door Ir Leo De Cooman