Claude Piron

Meer antwoorden voor hen
die sceptisch zijn over Esperanto


Inhoud


1. "Esperanto heeft zijn wortels in de westelijke cultuuromgeving en wordt door zijn Fundament beperkt tot die cultuur zoals die in de 19e eeuw bestond."

2. "Dat bepaalt ook de grenzen van zijn neutraliteit, rechtvaardigheid, democratie en geschiktheid in de huidige wereld."

3. "Zijn patriarchische struktuur bijvoorbeeld is niet langer geschikt"

4. "Zou het niet beter zijn een nieuwe, juistere taal te maken voor internationaal gebruik?"



1. "Esperanto heeft zijn wortels in de westelijke cultuuromgeving en wordt door zijn Fundament beperkt tot die cultuur zoals die in de 19e eeuw bestond."


Er is beslist een verband tussen het echte, werkelijk gebruikte Esperanto en het Fundamento, maar dat verband is niet star. 95% van de Esperanto-sprekers kent het Fundament niet en let er niet op. Het Fundament heeft weinig invloed, ziet men wanneer men de ontwikkeling van de taal volgt. De invloed is indirect, bijvoorbeeld in leerboeken en grammaticaboeken die voor het grootste gedeelte geschreven zijn door mensen die goed bekend zijn met het Fundament.


Het is waar, het Esperanto heeft wortels in de westerse cultuur. Om precies te zijn in Oost-Europa. Maar die westersheid is slechts uiterlijke schijn. Naar mijn idee is de verhouding tussen het Esperanto en zijn europese afkomst vergelijkbaar met die tussen de Creoolse taal op Haiti en zijn wortels in het Frans. Hoewel bijna de gehele woordenschat op Haiti uit europese talen stamt, is de uiteindelijke taal niet europees van structuur. Het verschil tussen de wortels en de volgroeide plant is enorm.


Overigens heeft Zamenhof duidelijk en terecht gezegd dat hij een taal voorstelde die niet naar europees model gemodelleerd was. Hij zegt daarover in het Unua Libro (Eerste Boek):


"Elk woord staat *altijd* en *uitsluitend* in een enkele constante vorm, namelijk in de vorm waarin hij in dit woordenboek is gedrukt. En de grammaticale vormen, de verhoudingen tussen de woorden en zo, worden uitgedrukt door het samenvoegen van op zichzelf onveranderlijke woorden. Omdat een dergelijke constructie aan Europese volken volkomen vreemd is, en het eraan wennen een moeilijke zaak zou zijn, stem ik in met een ontleding van de taal naar de geest van de Europese talen, zodat wanneer iemand de taal volgens het boek leert, zonder het voorwoord te hebben gelezen (wat voor een leerling volstrekt overbodig is), hij beslist niet op het idee komt dat de taalconstructies afwijken van degene die hij uit zijn eigen taal kent."


Vervolgens legt hij uit dat *fratino* uit drie WOORDEN bestaat: *frat*, *in* en *o*. Dat is een typisch chinese manier om naar de zaken te kijken. Uit de aangehaalde tekst blijkt duidelijk dat Zamenhof expres de taal op niet-europese manier heeft uitgewerkt, met alle kenmerken van een zogenaamde geisoleerde taal. Zeggen dat "de verschillende grammaticale vormen, de verhoudingen tussen de woorden enz. worden uitgedrukt door het samenvoegen van onveranderlijke woorden" is hetzelfde als het criterium definieren voor een geisoleerde taal.


U verwondert zich er misschien over dat voor Zamenhof de taalelementen als *o* en *in* woorden zijn. Ik ben van mening dat hij die begrippen gebruikte om te onderstrepen dat de taal uit onveranderlijke blokjes bestaat, die op elke manier aaneengeschakeld kunnen worden, zonder dat binnen een zo'n blok een vormverandering noodzakelijk is (zulke veranderingen zijn in westerse talen gebruikelijk, zoals in het engelse foot > feet, come > came). Het is mijn indruk dat hij ergens een omschrijving van het Chinees heeft gezien, met voorbeelden, wellicht zelfs een Chinese grammatica in handen heeft gehad, en heeft opgemerkt dat zo een taalconstructie veel voordelen heeft, enerzijds vanwege de volkomen regelmatigheid, anderzijds vanwege het gemak waarmee men ingewikkelde concepten kan uitdrukken met eenvoudige woorden. Welnu, in de negentiende eeuw gebruikten de teksten over het chinees, gebaseerd op de geschreven taal, niet op de gesproken, in het algemeen het begrip 'woord' wanneer het in feite gaat over basale onveranderlijke delen, waaruit de taal bestaat. Tegenwoordig noemt men deze delen morfemen.


De geest van Esperanto is helemaal niet Europees. In geen enkele Europese taal kan men hetzelfde uitdrukken met zoveel verschillende zinnen als li iris kongreson trajne, kongresen li trajnis, li iris al la kongreso per trajno, pertrajne li veturis kongresen,li trajne alkongresis, enz. Die varieteit aan uitdrukkingen wordt veroorzaakt doordat de morfemen zelf absoluut onveranderslijk zijn, en onbegrensd kunnen worden gecombineerd, een trek die Esperanto bij het Chinees indeelt. Aan de behoorlijke ontwikkeling van de taal hebben dan ook, behalve veel Hongaren in de tijd van de Budapester School, veel Chinezen, Japanners en Koreanen bijgedragen. Verwoordingen als la nova ponto longas unu kilometron, of Unesko ree rezolucias favore al Esperanto,die men in Chinese Esperanto-publicaties aantreft, beantwoorden totaal niet aan de geestelijke en taalkundige gebruiken van het westerlijk halfrond. Zelfs in het Engels, dat toch gemakkelijk zelfstandige naamwoorden omvormt tot werkwoorden en andersom, kan men de begrippen 'lang' en 'resolutie' niet als werkwoord gebruiken.


Voor zover ik weet kan de Confuciaanse vermaning aan vaders en zoons om hun rol in het gezin juist op te vatten alleen in het Esperanto woordelijk worden vertaald, dus in vier woorden, met net zo'n poetische en beknopte vorm als in het Chinese origineel: Patro patru, filu fil'. De enige vertaling die ik in het Engels heb aangetroffen, is Let the fathers be fathers and the sons sons. In het Frans gaat het als volgt: Que le père agisse en père, le fils en fils. Deze vertalingen staan veel verder van het origineel af dan de Esperanto-vertaling, niet alleen naar de vorm, maar ook naar de betekenis: ze zijn te precies. Dit eenvoudige voorbeeld toont dat de Europese wortels van de taal haar niet hinderen in haar functie van intercultureel gereedschap.


2. "Dat bepaalt ook de grenzen van zijn neutraliteit, rechtvaardigheid, democratie en geschiktheid in de huidige wereld."


Oh absoluut, er zijn grenzen aan al die goede eigenschappen van het Esperanto. Niemand wil beweren dat het een perfect gereedschap is om je internationaal verstaanbaar te maken. De esperantisten willen er graag wel op wijzen dat het in de huidige situatie wel het minst slechte, minst ongeschikte gereedschap is. De taal is niet perfect neutraal, niet perfect eerlijk, niet perfect democratisch, perfect geschikt. Maar als men afziet van de zucht naar iets absoluuts, en met gevoel voor realisme aanvaardt dat op deze planeet alles imperfect is, moet men wel concluderen dat Esperanto, relatief gezien--maar dan wel in ruime mate--het beste middel is op wereldschaal naar die criteria. Gooit men de taal weg vanwege gebrek aan perfectie, wat blijft er dan over? Dan wordt men tot nog minder bevredigende systemen veroordeeld! Wil iemand beweren dat het Engels bijvoorbeeld neutraler, of rechtvaardiger, of democratischer werkt, of geschikter is? Zo ja, dan zou ik graag zien met welke argumenten en feiten dat standpunt verdedigd wordt.


Als men in de praktijk nagaat op welke manieren momenteel een verhouding tussen anderstaligen zich ontwikkelt, of kan ontwikkelen, ziet men dat er zeven situaties te onderscheiden zijn:


1. Volstrekt onvermogen tot communicatie;
2. Een minimale, afasie-achtige communicatie (hakkelig, verknipt, slecht uitgesproken gebruik van een slecht beheerste taal, met pogingen tot verduidelijking door gebaren, gezichtsuitdrukking enz);
3. "Broken English" (vanaf minimaal functioneren uit punt 2 tot de beste werking uit punt 3 is een breed spectrum in effectiviteit);
4. Goed engels van hoog niveau;
5. Het gebruik van een andere taal dan Engels, min of meer goed beheerst door de gebruikers (een veelvuldig voorkomend geval in Afrika);
6.Vertolken en simultaanvertalen;
7. Esperanto.


Vergelijk deze zeven manieren om internationaal taalverkeer te benaderen eens in de praktijk, en je zult zien dat met betrekking tot neutraliteit, rechtvaardigheid, democratie en geschiktheid het Esperanto alle anderen ruim overstijgt.


*Niet geheel neutraal, hoewel neutraler dan het Engels of andere nationale talen, waarvan geeneen vrij is van politieke, economische of nationalistische aanhaaksels.


*Niet geheel geschikt, maar naar mijn ervaring met verschillende systemen van interculturele of internationale communicatie is het de minst ongeschikte van het stel, vooral minder ongeschikt dan het Engels, waarvan de non-precisie, onsamenhangendheid en uitspraak die voor de meeste volken moeilijk is, ertoe leiden dat de taal slecht is toegerust voor het vergemakkelijken van intercultureel contact.


*Hij is niet volkomen rechtvaardig: om op goed functioneel niveau te komen heeft volgens mij een Aziaat viermaal zoveel tijd noig als een westerling; maar de verhouding is aanzienlijk beter dan bij het Engels, dat de meeste Oost-Aziaten nooit op voldoende niveau leren beheersen. Als een mens 200 uur leren nodig heeft om Esperanto goed te kunnen gebruiken, en 5000 uur om op hetzelfde niveau Engels te leren, is er meer rechtvaardigheid in een wereld die in het Esperanto communiceert. Daarnaast is een systeem waarin iedereen moeite doet rechtvaardiger dan een systeem waarin een voorgetrokken minderheid volstrekt geen geestelijke inspanning hoeft te verrichten en zonder moeite een voortdurend overwicht geniet in het gebruik van het taal"wapen".


*Hij is niet volledig democratisch, maar hij laat veel vrijheid, meer dan de andere systemen. De andere internationaal gebruikte talen zijn dictatoriaal: ze laten alleen die ene methode van verwoorden toe die binnen het systeem past. In het Engels is het bijvoorbeeld fout om te zeggen he helps to me, maar in het Duits is "hij helpt aan mij" (er hilft mir) de enige correcte vorm, net zoals overigens in het Russisch (он мне помогает). Gebruik je in het Frans de Engelse of Duitse manier, door te zeggen il aide moi of il aide à moi, dan maak je jezelf belachelijk. In het Esperanto kun je net zo makkelijk li helpas min zeggen (op zijn Engels), li min helpas (op zijn Frans) of li helpas al mi (op zijn Duits of Russisch), en dat geeft de taal een gevoel van uitdrukkingsvrijheid dat, volgens mij, meer recht doet aan het principe van democratie. Hoe flexibeler de strukturen zijn, hoe minder men de kans loopt het verkeerd te doen en zich zo bloot te stellen aan spot of een gevoel van ondergeschiktheid.


*Om de taal aan te leren wordt een groter appel gedaan op het begrip dan op het geheugen. Dat maakt het verschil tussen hen die hem willen leren kleiner, iedereen kan hem even goed leren beheersen. Dat maakt de taal rechtvaardiger en democratischer. Europese talen komen om in de willekeurige vormen die men nergens van kan afleiden, en alleen maar met moeite en veel herhaling min of meer uit het hoofd kan leren (en na een paar jaar vergeten). Het is voor een Chinees makkelijker om te leren dan je 我是 wo shi, 你是 ni shi, 他是 ta shi in het Esperanto vertaalt met mi estas, vi estas, li estas, dan dat hij I am, you are, he is uit zijn hoofd leert. Om de afleidingen mi > mia, ŝi > ŝia te maken is ook minder geestesinspanning nodig, geheel parallel aan het Chinese 我 wo >我的 wode, 她 ta > 她的 tade, en de vormen I - my - mine; she - her - hers tonen ook geen verband, je moet ze maar leren. Je kunt makkelijker eksterlandano (chinees 外国人 waiguoren) samenstellen uit ekster (chinees 外wai), land (国 guo) en ano (人ren) dan dat je foreigner erbij moet leren wat er helemaal niet op lijkt. Met een reeks als horse / mare/ colt/ stallion is de kans groot dat je een woord niet kunt vinden als je het nodig hebt, veel groter dan bij de reeks ĉevalo, ĉevalino, ĉevalido, virĉevalo (in het chinees achtereenvolgens 马 ma, 母马 muma, 小马 xiaoma, 公马 gungma; vergelijk ook eens aan de ene kant ox /cow / calf / bull, en aan de andere kant bovo > bovino > bovido > virbovo, in het chinees is dat: 牛 niu > 母牛 muniu > 小牛 xiaoniu > 公牛 gongniu).


Door de minder grote druk op het geheugen, en het gaat daarbij over honderdduizenden taalelementen, is Esperanto aanzienlijk sneller aan te leren dan andere talen, en houdt zich in de geest makkelijker in leven. Bovendien is het gevoel van taalgemak groter in een Esperanto-sprekend internationaal gezelschap dan in een groep die een andere taal gebruikt. Mensen voelen zich meer gerespecteerd. Het idee is dat de taal gemaakt is voor de mens om contact mogelijk te maken met andere mensen, en niet dat de mens degene is die zich aan moet passen, ja ondergeschikt maken, aan een taal, dat is een verzameling willekeurige bokkesprongen van de voorouders van het betrokken volk.


Vanwege dit alles benadert het Esperanto de onbereikbare idealen van neutraliteit, rechtvaardigheid, democratie en geschikheid het best. Waarom biedt men het hoofd aan meerdere opties, is het geen wijsheid de beste uit te kiezen, ook als dat niet de ideale is?


Internationale omgang neemt in hoge mate toe. Het aantal werknemers dat uit het buitenland komt, is in 30 jaar gestegen van 75 miljoen naar 200 miljoen. Een intelligente organisatie van de samenleving verlangt een vergelijking van de diverse mogelijkheden tot interculturele communicatie, uit het oogpunt van kosten/baten, en ook in het kader van rechtvaardigheid en dergelijke, voornamelijk tussen het Engels en het Esperanto, en een keuze met de beste winst. De grote hoeveelheid mensen die frustratie en onrecht ondergaan omdat ze niet behoorlijk kunnen communiceren verdient meer aandacht dan we er nu aan besteden.


3. "Zijn patriarchische struktuur bijvoorbeeld is niet langer geschikt"


Heeft Esperanto echt een patriarchische struktuur? Zeker niet meer dan de andere talen die nu internationaal in gebruik zijn. Als Esperanto niet met zijn wortels in levende talen zat verankerd, en door zijn geboorteplaats en -tijd, zou het bezwaar wel zijn dat het een abstract, levenloos laboratoriumprodukt is. Veel van zijn geest dankt de taal aan de tijd en plaats waarin hij zogezegd is ingedaald. Maar juist daarom zit er een levendigheid en bezieldheid in, een eigen sfeer, die de andere projecten voor internationale talen niet bereikten, en die een psychologisch voordeel vormen, omdat je het gevoel hebt dat je een gewone menselijke taal gebruikt, geen code, als je Esperanto spreekt.


Hoe het ook zij, ik begrijp niet waarom de patriarchische wortels van Esperanto, als die al bestaan, het een minder geschikte internationale taal zouden maken dan het Engels (of het Latijn, of het Japans...). Hebben die dan geen patriarchische struktuur? Ik wil nogmaals benadrukken dat het nergens op slaat een perfecte taal te zoeken. Wat de wereld nodig heeft, dat is een taal die de mensen echt en serieus kan genezen van de taalverlamming waar het mondiaal gebruik van Engels het merendeel van de mensen nu toe dwingt, wanneer ze met anderstaligen Engels moeten spreken.


Esperanto is de enige taal waarvan je objectief kunt bewijzen dat hij mensen relatief vlot geneest van de min of meer afasie-achtige manier van communiceren die de huidige internationale betrekkingen op basis van het Engels kenmerkt. Het systeem van simultaanvertalingen is evenmin geschikt, omdat dat aan een groot gedeelte van de deelnemers aan een discussie een andere taal oplegt dan de eigen.


4. "Zou het niet beter zijn een nieuwe, juistere taal te maken voor internationaal gebruik?"


Ik ga van een zeer praktische overweging uit: welke keus heeft men momenteel? In plaats van een of andere ideale taal als referentiekader te nemen--zo'n taal bestaat niet--vergelijk ik Esperanto met de communicatiemiddelen die ons in de praktijk ter beschikking staan. Ik neem ook het lot van de nietwesterse volkeren in overweging. Dat is voor mij net zo belangrijk, zoals ieder van jullie die mijn artikel "Het Westerse dialect" hebben gelezen, of mijn boek "De goede taal", zeker heeft aangevoeld. Ik merk echter op dat als niet-westerlingen niet voor het Esperanto kiezen, ze ofwel in het geheel moeten afzien van directe internationale betrekkingen, ofwel moeten proberen Engels te leren. Engels omvat de slechte, te westerse trekken van het Esperanto in enorm grotere mate, eigenlijk zo erg dat alleen de elite uit die volkeren (tenminste in Oost-Azie) erin slaagt de taal zo te leren dat ermee te praten valt. Esperanto geeft aanzienlijk betere resultaten. Ik heb een boel verklaringen van oost-aziaten verzameld die zowel Engels als Esperanto hebben geleerd; die constateren unaniem dat het zeer veel minder moeite en tijd kost om een werkbaar niveau in Esperanto te bereiken dan in het Engels.


Daaruit concludeer ik dat zolang er geen andere, betere, algemene omgangstaal ontstaat en leeft, een wereld met Esperanto er voor hen die willen communiceren rechtvaardiger, gemakkelijker en aangenamer uitziet dan een wereld zonder Esperanto.


Ik denk eigenlijk niet alleen aan de volwassenen--hoewel mijn tijdelijke werk met vluchtelingen me bekend heeft gemaakt met de omvang van de problemen die taalloosheid met zich meebrengt--en aan de mensen die over de grens heen moeten praten, maar ook aan de miljoenen en miljoenen jongeren in de hele wereld, aan wie men het uit het hoofd leren van de massa's incoherenties uit het Engels opdringt, die ze nooit zullen beheersen, terwijl als men ze Esperanto zou leren, de kans dat ze het gaan beheersen na een minder lange strijd zeer groot zou zijn. Die gigantische investering van geestelijke inspanning in een voornamelijk falende onderneming is absurd. Zo gebruikt een samenleving zijn geld en inspanning niet intelligent.


Daarom lijkt het me de moeite waard om in actie te komen om de mensheid ervan bewust te maken dat Esperanto een betere oplossing is, ook al is die niet ideaal en ontbreekt er nog een boel aan. Zelfs als dat in actie komen een aantal eeuwen in beslag neemt. De strijd tegen de slavernij was de moeite waard, zelfs toen het onhaalbaar leek dat ze ooit afgeschaft zou worden en alle stappen in die richting ontmoedigend langzaam gingen. In actie komen voor Esperanto wordt natuurlijk niets wanneer het bij dat ideale motief blijft. De taal brengt aan zijn leerlingen nu al zoveel plezierigs, dat het los van het ideaalbeeld, en eigenlijk in aanvulling daarop, de moeite waard is om te beschouwen, en als motivering mag dienen.


Wat betreft die idealere taal: niet alleen kost het tot leven wekken na zijn publicatie minstens een eeuw van wereldwijde oefening en uitproberen in de praktijk, maar ook heeft zo'n taal zonder een ideologische basis vergelijkbaar met die welke Zamenhof aan het Esperanto gaf, bitter weinig kans een levende taal te worden, en krijgt waarschijnlijk niet de noodzakelijke sociale ondersteuning. Bij Esperanto is dat proces in ieder geval aangeslagen, en de taal nu volledig ontwikkeld.