Claude Piron

Esperanto door de bril van een schrijver


De geest van een taal


Elke taal heeft haar eigen geest, die er een unieke uitdrukking van maakt van de menselijke taalcreativiteit. Het is alsof elke taalgemeenschap, grotendeels onbewust, haar eigen algemene opvatting heeft over de kunst van communiceren; die manier van communiceren worden belichaamd in een aantal richtlijnen, die van toepassing zijn op de verwoording van de gedachten. Het is bijvoorbeeld interessant vast te stellen dat in veel gevallen, waar het Frans een duidelijke aangifte vereist van de woordverbanden, het Engels zich tevreden stelt met een eenvoudige evocatie. De uitdrukkingen malaria treatment en malaria therapy bestaan elk uit twee woorden, identiek of synoniem en met dezelfde rangschikking. Nochtans betekent de eerste “behandeling van malaria” en de tweede “behandeling door malaria”, (malariatherapie: men brengt de malariaparasiet in het bloed van de zieke om een specifieke koortsreactie te ontketenen en daardoor zijn andere ziekte te behandelen).  De geest van het Engels laat toe eenvoudig de twee noties naast elkaar te plaatsen die samen het bedoelde idee oproepen.


Voor het Frans is deze manier van doen ondenkbaar. In een vertaaloefening, die mijn vrouw vaak gebruikt voor haar Amerikaanse studenten, staat er een ondertitel short breathing exercises; telkens weer is ze er over verwonderd dat de helft van de klas short in verband brengt met breathing en dus - spijts de context - verstaat dat de tekst gaat over het beoefenen van korte ademhaling, terwijl het in feite gaat over korte oefeningen om zich te gewennen aan een trage en diepe ademhaling. Een dergelijke dubbelzinnigheid kan niet in het Frans, waarin met duidelijk moet kiezen tussen brefs exercices de respiration en exercices de respiration brève. Duidelijkheid van de verbanden is voor een Franssprekende absoluut nodig, in feite zodanig nodig dat het Frans, in tegenstelling met andere talen, een voegwoord heeft, dat uitsluitend voorbehouden is voor de logische articulatie in redeneringen: or, “welnu”.


Zoals iedere taal heeft het Esperanto zijn eigen geest. Het verschil op dat gebied met het Engels en het Frans komt duidelijk tot uiting in de volgende uitdrukkingen:

 

Here is my bicycle. Bicycle trip He wants to bicycle.
Jen mia biciklo. Bicikla ekskurso Li volas bicikli.
Voici mon vélo. Sortie à vélo Il veut aller à vélo.

(Normaal zet men in Esperanto geen verbindingsstreepje tussen de stam bicikl en de eindklinker. Deze kunstgreep wordt hier toegepast alleen maar om een taaleigenschap in reliëf te zetten, die voor de schrijver zeer belangrijk is.)


Het Engels gebruikt drie keer hetzelfde woord zonder vormverandering, maar telkens in een andere grammaticale betekenis, nu eens als substantief, dan als adjectief, dan weer als werkwoord: het is de context, die toelaat te verstaan welke rol het woord heeft in de zin. Esperanto voegt aan morfeem bicikl een uitgang toe, die de functie van het woord bestemt tot: substantief (o), adjectief (a) of werkwoordelijke infinitief (i). Het Frans behelpt zich door in de drie gevallen een substantief te gebruiken en indien nodig er een voorzetsel of een werkwoord aan toe te voegen.


Kenmerken van het Esperanto, die zijn eigenheid bepalen


Vier eigenschappen kentekenen de eigen geest van het Esperanto:


1) De morfemen zijn absoluut onveranderlijk en samenstelbaar ;


2) Eender welke stam kan, door een bepaalde uitgang, eender welke van de vier grammaticale functies krijgen, die men ter vereenvoudiging kan noemen: substantief, adjectief, bijwoord en werkwoord.


3) Elke taalstructuur is veralgemeenbaar;


4) De manier, waarop het voorwerp (complement) met het werkwoord verbonden wordt, is zeer vrij.


Het is niet gemakkelijk deze trekken te verwoorden met de gewone terminologie, die afkomstig is van Indo-europese grammatica's en dus niet aangepast zijn aan een fundamenteel anders gestructureerde taal, zoals Esperanto. Daarom zal het klaarder zijn als ik ze verduidelijk met voorbeelden:


1) In het Engels zegt men to see "zien", maar men mag niet zeggen *unseeable "onzichtbaar". Om het betreffende idee uit te drukken moet men een andere stam, vis, gebruiken, die overigens nooit werkwoordelijk gebruikt wordt. Bovendien zijn de prefixen un- en in- echte prefixen, nooit zelfstandig bruikbaar; als men dit concept als afzonderlijk woord wil gebruiken moet men zeggen not, don't of iets dergelijks. In Esperanto vormt men uit het morfeem vid- “zien” het woord nevidebla, waarin het morfeem onveranderd verschijnt; in feite is dat woord maar een andere schikking van de drie morfemen, gebruikt in de zin ne eblas vidi “het is niet mogelijk te zien”.


2) Om de mogelijkheid te laten uitkomen van in Esperanto stammen in vier functies te gebruiken, zal ik ze als volgt in contrast brengen met het Frans: voor de acht regelmatig gevormde woorden hieronder zijn er in het Frans niet meer dan vijf overeenkomstige te vinden:

 

muziko "musique"
muzika "musical"
muzike "musicalement"
muziki (mankas france)

 

kanto "chant"
kanta (mankas france)
kante (mankas france)
kanti "chanter"

Het valt op dat, hoewel de twee concepten (muziek, zang) in betekenis zeer dicht bijeen liggen, de mogelijkheid ze in een willekeurige categorie te gebruiken in het Frans relatief beperkt is vergeleken bij Esperanto.


3) Over de veralgemeenbaarheid van de structuren wil ik het volgende voorbeeld geven: Wie in Esperanto de volgende reeks geleerd heeft vidi / li vidas / li ne vidas,  “zien /hij ziet /hij ziet niet”, weet dat hij op gelijke manier mag zeggen "esti" / "li estas" / "li ne estas", “zijn /hij is /hij is niet”. In het Engels mag men be / he is / he is not  niet afleiden uit  to see/ he sees / he does not see. Op gelijkaardige manier kan men in Esperanto volgens de structuur sam-land-ano “ 'zelfde-land-lid', landgenoot”, ook vormen:  samreligiano, “geloofsgenoot”, samlingvano, “een persoon die dezelfde taal spreekt”, sampartiano, “een persoon van dezelfde partij", enz. In het Engels, is het feit dat men een woord (of structuur) kent zoals fellow-citizen “landgenoot”, van geen nut als men wil spreken over co-religionist,”geloofsgenoot” of omgekeerd, en de andere twee voorbeelden, hebben, voor zover ik weet, geen parallellen in het Engels.


4) Over de vrijheid van het voorwerp (complement) te verbinden wil ik eenvoudig zeggen dat men in Esperanto even juist kan zeggen li dankas min als li min dankas , li al mi dankas als li dankas al mi voor “hij bedankt me”


Voor een schrijver zijn deze eigenschappen een begeerde zegen, want ze verveelvoudigen in hoge mate de variatiemogelijkheden. Laat ons dat bekijken voor een heel prozaïsche zin: “ik zal met een taxi naar het hotel gaan”. Men kan die in Esperanto weergeven met substantieven en voorzetsels: mi iros al la hotelo per taksio. Maar men kan voor een compactere formule kiezen door met het morfeem taksi een werkwoord te vormen en aan het morfeem hotel de uitgang voor een richting (en) toe te voegen: hotelen mi taksios. Men kan ook beslissen dat het begrip al la hotelo “naar het hotel” een werkwoord wordt en het voertuig uitdrukken als de vorm op -e, die de manier, het hulptuig of de omstandigheid uitdrukt: mi alhotelos taksie. De vorm op -e wordt vaak nog gepreciseerd door een voorvoegsel; dat geeft nog een mogelijkheid meer: : mi pertaksie alhotelos.  Wie graag een taal voor esthetische of artistieke doelen wil gebruiken is verrukt door een materiaal, dat zo naar wens modeleerbaar is, zonder risico de verstaanbaarheid kwijt te raken. Laat ons die zaak dieper uitspitten.


Het muzikale aspect van een uitdrukking


Voor een dichter, maar ook voor een prozaschrijver speelt de muziek van de woorden een belangrijke rol. Daarin kan men twee elementen onderscheiden: klank en ritme.


a) Klank


De vrijheid, een van de grote eigenschappen is van Esperanto, die misschien vooral de Fransman met zijn strenge taal aanspreekt, is in zekere mate ook op de klankrijkdom van toepassing. De auteur kiest zijn uitgangen naargelang de sfeer die hij wil scheppen. Als ik zeg piedirado al la urbo en la mezo de l' somero, evoceert de herhaling van o op dezelfde punten van een regelmatig ritme, een eentonige, vermoeiende tocht onder een bakkende zon. Maar als die tocht blij en licht verloopt is het gemakkelijk bijvoorbeeld te zeggen: somermeza marŝo urben.


Veel encyclopedies en werken over talen beweren dat in Esperanto “de substantieven eindigen op -o, de adjectieven op -a, de bijwoorden op -e, de werkwoordelijke infinitieven op -i ...". Dat is niet exact. Die uitgangen duiden geen grammaticale categorieën aan, maar een functie, die de schrijver toelaat een aangenamere klank te kiezen, die hem beter bevalt. Wat in het Frans alleen maar gezegd wordt sans flammes “zonder vlammen”, kan in Esperanto zijn sen flamo, sen flami ("zonder vlammen te produceren"), senflame en senflama. Die variaties worden niet beperkt tot klinkers. Indien men om een of andere reden het idee bruli “branden” wil uitdrukken en daarbij de klank br van bruli wil vermijden, kan men zeggen flami of fajri (fajr  “vuur”). De uitbreiding van de waaier synoniemen door het ontbreken van een strikte grammaticale categorie, verveelvoudigt enorm de mogelijkheden van fonetische variatie.


Esperanto heeft een meervoud op -j  dat, als ik me niet vergis, uit de Indo-europese oertaal komt, en een vorm op -n, die Zamenhof accusatief noemde, hoewel het gaat over iets dat in vele opzichten sterk verschilt van een naamval uit een verbuiging. Die -n geeft veel voordelen, al was het maar door de woordorde vrij te maken zonder misverstanden te riskeren: la fraton li amis, tiun banditon “Hij hield van zijn broer, die bandiet” (de bandiet is hier de broer) ; la fraton li amis, tiu bandito  (de bandiet is hier onderwerp van “hield van”).


Ik houd persoonlijk niet zo van de -jn van de zogenaamde “accusatief meervoud”; dat is natuurlijk een subjectieve smaak, die niet iedereen deelt, maar omdat het die van mij is, moet ik zeggen dat ik de mogelijkheden van Esperanto op prijs stel, die het mij mogelijk maken met mijn subjectieve afkeer rekening te houden. Ik word niet gedwongen te zeggen multajn temojn li instruis al mi “hij heeft me veel onderwerpen geleerd”,  ik mag ook zeggen: pri multaj temoj li instruis min. Ik kan zelfs de -j vermijden dank zij het morfeem -ar- dat een verzameling aangeeft: vastan temaron (aŭ ampleksan temaron) li instruis al mi “een uitgebreide (of omvangrijke) verzameling thema's heeft hij mij onderwezen”. Het morfeem -ad- , dat de duur of de herhaling van de handeling aangeeft biedt een andere mogelijkheid. Men kan li ne eltenis viajn oftajn kritikojn “hij verdroeg uw veelvuldige kritieken niet” vervangen door li ne eltenis vian oftan kritikadon ”hij verdroeg uw veelvuldig gekritiseer niet”. Het is aangenaam naar believen de klanken te kunnen kiezen door de verschillende mogelijkheden van de taal te combineren: in plaats van li rigardis la bruajn, malpurajn, batalemajn bubojn...”Hij keek naar de luidruchtige, vuile, vechtlustige bengels ...”, zeg ik liever li rigardis la bubojn, bruajn, malpurajn, batalemajn, kiuj..., maar als ik vind dat er te veel vormen op -n in die zin zitten, zal ik zeggen li rigardis al la brua, malpura, batalema bubaro. Bovendien biedt de mogelijkheid, over te gaan van één grammaticale categorie naar een andere zonder het woord langer te maken (vergelijk de Esperanto reeks sistemo, sistema, sisteme met de Franse système, systématique, systématiquement), vaak oplossingen voor zulk typisch subjectief probleem. In plaats van li amuzis la multajn studentojn kaj sportulojn, kiuj svarmis tie “hij amuseerde de vele studenten en sportievelingen, die daar rondzwermden” zal ik bijvoorbeeld schrijven li amuzis la tiean svarmon studentan kaj sportulan.


b) Ritme


In Esperanto wordt het ritme vooral bepaald door het woordaccent, dat zonder uitzondering op de voorlaatste lettergreep ligt. Omdat de woordvolgorde een zaak is van stijl of van affectieve bewogenheid en niet van grammaticale dwang, laten de hoger beschreven variatiemogelijkheden een heel ruime ritmische vrijheid toe. Men kan zeggen op het ritme van een trochee mi taksie alhotelos (-v / -v / -v / -v), op het ritme van een amfibrachys mi iros taksie hotelen (-v- / -v- / -v-), en op een jambisch ritme hotelen mi taksios (v- / v- / v- / v).


Op zekere dag, toen in mijn hoofd een ritme zat, dat typisch is in de Griekse en Joegoslavische culturen  (-vvv / -vvv / -v // -vvv / -vvv /-v), kwam in mij een gedicht op, waarvan de verzen zich met verbijsterend gemak vormden:


Kiam mi trastumblis la dezerton
kiam mi vagadis tute sola
kiam min brulvundis la soifo
murda
kiam sub la suno mi ne povis
spiri kaj la sablo min sufokis
kaj la tuta kosmo sin prezentis
surda
(...)


Ik zeg niet dat dit stukje enige literaire waarde heeft, alleen maar dat ik verwonderd was, toen ik het neerschreef, door het gemak waarmee de woorden zich ordenden om volgens een strikt ritme de gevoelens neer te schrijven, die ik beleefde in de bezongen gebeurtenis. Ik besefte dat die taalflexibiliteit van Esperanto een bijzonder geschikte taal maakt voor het genre “chanson”.


Ook in proza is ritme belangrijk. De vrijheid van zinsbouw van Esperanto brengt op dat gebied welgekomen hulp. Om bijvoorbeeld een redevoering te beëindigen, kiest u ili helpos vin “ze zullen u helpen” als een ritme van het type /-v -vv/ u in dit geval voldoening geeft. Maar als u wenst te eindigen met het ritme /-vv -v/, zo geliefd bij de Latijnse schrijvers, laat de grammaticale vrijheid van de taal dit toe: Ili vin helpos. En niets verhindert u het accent vooral op vi te leggen en te zeggen Ili helpos al vi /-v -vv -/ .


Zulke keuze gebeurt natuurlijk instinctief. Als men bij het herlezen de ene vorm door een andere vervangt, gaat dat eenvoudig door te denken: “ Klinkt beter zo”, zonder zich echt af te vragen waarom. Toch is die mogelijkheid om tegelijk op ritme en klank te spelen zeer begerenswaardig. Als men vindt dat de uitdrukking ilia maniero pensi, kuiri kaj paroli “hun manier van denken, koken en spreken” minder welluidend is door het feit van de herhaalde /i/ klanken bij elke halte, is het prettig om weten, dat u niet lang uw hoofd moet breken om het probleem op te lossen. Wat is er eenvoudiger dan te zeggen: ilia pens-, kuir- kaj parolmaniero of nog ilia maniero pensi, kuiri kaj esprimi sin parole?


Evocatievermogen


De veelheid van de mogelijke variaties laat toe zorgvuldig uit te kiezen wat men wenst te evoceren met wonderlijk simpele middelen. Als ik het Franse idee wil uitdrukken il chante bien “hij zingt wel”, zal ik kiezen voor li kantas bone of voor li kantas bele volgens dat het woord bone de juistheid van de zang is of de schoonheid ervan moet oproepen. In het Frans kan met niet eenvoudig in drie woorden de zin li kantas bele vertalen: ofwel wordt de betekenis ervan verward met die van bone, ofwel is een langere omschrijving nodig.


Of laat ons een ander voorbeeld bekijken. Sprekend over iemand die toevallig in een ander land een persoon uit hetzelfde dorp ontmoet, zal ik zeggen eksterlande renkonti iun, kiu parolas la saman dialekton als ik aan de formule een neutrale, objectieve, bijna administratieve bijbetekenis wil geven. Maar als ik wil laten aanvoelen welk genoegen er zit in het ontmoeten in een vreemd land van een persoon, afkomstig uit dezelfde uithoek van de wereld, zal ik bij voorkeur zeggen fremdlande trafi samdialektulon. Deze drie woorden drukken het idee volledig uit, maar het morfeem fremd roept iets duidelijk emotionelers op dan het eenvoudige plaats-morfeem ekster, het evoceert het niet-verwant zijn, het `er-niet-thuis-zijn', en samdialektulo (men zou ook andere woorden kunnen gebruiken, zoals bijvoorbeeld samparolulo, samprononculo, samakcentulo volgens de gewenste nuance) brengt allerlei harmonischen tot trilling uit de sam- reeks, die men terugvindt in de eindeloze reeks sampatria, samreligia, samskipano, die een zekere solidariteit, een samenhoren oproepen, die niet zaten in die eerste uitdrukking.


Anderzijds verfijnt het herhaalde contact met vreemden met hun andere taalgebruiken, bij Esperantosprekers het gevoel voor wat men zou kunnen noemen de universele metafoor. Als men het idee van `traag vooruitgaan' uitdrukt door het evocatieve woord limaki, dat gewoon de werkwoordelijke vorm is van het woord limako ”slak”, weet men dat Koreaanse, Chinese, Japanse en Latijnsamerikaanse Esperantogebruikers de betekenis ervan zullen begrijpen. Hetzelfde geldt voor een uitdrukking als ideo trazigzagis lian menson,  "een idee ging door zijn gedachte zoals als een bliksemschicht."


De wisselwerkingen tussen de volkeren maken veel metaforen tot universeel erfgoed, zonder dat zouden ze niet onmiddellijk te verstaan zijn. Wanneer een Chinees zegt hong xiaobing, "rode wachter", kent hij aan het woord hong "rood" een betekenis toe, die uit het Westen komt. Omgekeerd, wanneer wij zeggen perdi la vizaĝon “het gezicht verliezen”, vertalen we woordelijk een Oost-Aziatische uitdrukking. De contacten tussen Esperantosprekers van zeer verschillende landen hebben op dezelfde wijze de taal verrijkt met beeldspraak uit de meest diverse landen, zoals elturni sin el sakstrato “zich uit de slag trekken”.


Tenslotte leveren sommige elementen van het Esperanto zeer evocatieve termen op zonder dat men direct ziet waarom. Het morfeem  -um- geeft een goed voorbeeld. Het vormt woorden, waarvan de bijbetekenissen bij mijn weten geen equivalenten hebben in andere talen. Butikumi “winkelen” evoceert een ontspannen wandelen in een winkelwijk, en is bijna onmogelijk in het Frans te vertalen. Wanneer men na een werkvergadering aan zijn collega's voorstelt Ĉu ni iru kafumi ”Gaan we een koffie drinken”, gaat het over iets anders dan eenvoudig koffie drinken (wat men zou kunnen zeggen met trinki kafon, kaftrinki of kafi) ; kafumi evoceert een meer familiaire, ontspannen, warm-vriendelijke sfeer. En de zin mi venas al kongresoj nur por amikumi, die een van mijn kennissen eens spontaan gebruikte, daagt alle mij bekende talen uit tot een juiste vertaling.


Voor- en achtervoegsels: een ware zegen voor de schrijver


Dit -um- biedt een voorbeeld van die korte morfemen, die met gemak zijn uitdrukkingsmogelijkheden verveelvoudigen, zeer gegeerd door de schrijver. Een ander voorbeeld wordt gegeven door -em- , dat de bereidheid, de neiging dit of dat te doen, tekent: mi sentas emon kisi vin “Ik voel een neiging u te kussen”. Dit morfeem maak het vaak mogelijk tegelijk beknopt en uitdrukkingsvol te zijn in de beschrijving van een karaktertrek of gedrag. Kisema, kantema, legema "geneigd tot kussen, zanglustig, leesgraag" zijn treffende woorden, onmiddellijk te verstaan voor een lid van de Esperantogemeenschap, maar die een moeilijk probleem stellen, als men ze eenvoudig in het Frans moet vertalen.


Het treft me telkens weer hoe ingewikkeld of moeizaam het is mijn Esperantowerk in mijn moedertaal te vertalen. Dat is misschien te wijten aan het feit dat mijn moedertaal, Frans, een bijzonder stroeve en grammaticaal strikte taal is, maar misschien ook aan de flexibiliteit van Esperanto. Een zin als La herbo verdis, bluis la lago, la juna japano rigardis ŝin foteme, "Het gras was groen, het meer glinsterde blauw, de jonge Japanner bekeek haar met een neiging om een foto van haar te maken” heeft volgens mijn - ik geef het toe, heel subjectieve - smaak, een evocatieve eenvoud, die ik nooit kon vinden in mijn moedertaal. Het Frans heeft een woord voor verdi: verdoyer maar blui stelt een vertaalprobleem, misschien wel een conceptueel probleem. Dat een meer, zee, hemel, kunnen bleu-oyer komt normaal niet op in de geest van een Franstalige.


In de eerder genoemde zin zou men, in plaats van foteme, hebben kunnen zeggen fotemule, waarmee een speciale nuance opgeroepen wordt. Ik vernoemde hoger het woord samdialektulo, waarin men het morfeem -ul- vindt, dat de persoon aanduidt ,die ... Fotemulo is een persoon (-ul-) die een neiging (-em-) heeft tot fotograferen (fot-). Fotemule betekent dus “een persoon die houdt van fotograferen”.


Dit morfeem -ul- biedt aan de verteller gewaardeerde diensten, die de variatie verruimen bij het tekenen van zijn personages:  pipulo, "de man met de eeuwige pijp in de mond" ; blujakulo, "de man met het blauwe vest" ; diklipulo, "het personage met de dikke lippen"; belfrazulo, "de persoon die mooie zinnen maakt, de mooiprater", zijn woorden, die een levendige vertelling vergemakkelijken.


Een andere troef van Esperanto, waarvoor de auteur zich mag gelukkig achten is zijn reeks deelwoorden. Aan de werkwoordelijke uitgangen : -as (tegenwoordig), -is (verleden), et -os (toekomende) beantwoordt een serie actieve (-ant-, -int-, -ont-) en passieve deelwoorden (-at-, -it- , -ot-), die dank zij de klinker-functie-uitgangen een geknipte, vaak zeer levendige uitdrukking bevorderen: rigardate, li balbutis; “toen men hem aankeek stotterde hij”, la sekvato, “die, welke men aan het volgen is”; la sekvito, “die, welke gevolgd was”; la bubo, batote, forkuris, “de bengel die op het punt stond klop te krijgen, liep weg”; skribota noto, “de nota, die hij zich voorneemt te schrijven”; ridinte, “na te hebben gelachen”; se la minacinto revenos, “indien hij, die bedreigingen uitsprak, zal terugkomen”.


Samenstelling van morfemen helpt de conceptie


De mogelijkheid morfemen te combineren laat vaak toe een beknopte verwoording te gebruiken voor een concept, dat in een andere taal te ingewikkeld zou lijken. Het julinummer van 1984 van Espero Katolika geeft op bladzijden 117-125 een artikel weer, waarin gedurig het woord diregna, voorkomt "in verband met het rijk Gods". In deze tekst is het aangehaalde woord het uitgangswoord voor een hele reeks afleidingen, zoals diregnulo, “iemand die handelt in de zin van, of voor het rijk Gods”, kundiregnulo, “een persoon, die samen met anderen deelneemt aan de actie voor het rijk Gods”, diregneco "het feit diregna te zijn”, “het feit te behoren tot dat, wat de voor het rijk Gods werkt”. Zulke voorbeelden zullen ongetwijfeld volstaan om u enig idee te geven over de rijkdom, die een onbeperkt combinatievermogen toelaat nieuwe concepten te maken zonder daartoe een nieuwe woordenlijst te moeten onthouden. Het woord diregna werd misschien voor het eerst gebruikt in 1984, maar het stak al in de taal in 1887.


Deze combinatiekracht verveelvoudigt de synoniemen. Naast traduki “vertalen” beschikt u over een variatie zoals translingvigi “omzetten in een andere taal” of, als u tegelijk kort en precies wil zijn, woorden als francigi “in het Frans vertalen” of elĉinigi “uit het Chinees vertalen”. Het concept, dat het enige Franse woord condisciple “medeleerling” uitdrukt kan in Esperanto verwoord worden als samklasano, samlernejano, kunlernanto, studkunulo en vele andere, elk met hun eigen nuance.


De psycholinguïstieke gronden van de buigzaamheid van Esperanto


Bij zijn gebruik als middel om kunst uit te drukken blijkt Esperanto tegelijk soepel, rijk en simpel, waarmee de hele gamma van de menselijke gevoelens, emoties, gewaarwordingen of gedachten ongeremd kan verwoord worden. Als men onderzoekt waarom, blijkt dat Esperanto zich in ons verstand nestelt op een dieper niveau dan de meeste andere talen, op een niveau dat dichter ligt bij dat, waar onze gedachten spontaan omgezet worden in woorden.


Als ik met een Fransman spreek, zet ik bewust het Belgisch-Zwitserse nonante, “negentig”, dat in mij opkomt als eerste verwoording van het concept, om in quatre-vingt-dix "negentig"; dat doe ik om de communicatie te vergemakkelijken. Op dezelfde manier heb ik in mijn kinderjaren bewust les *chevals vervangen door  les chevaux "de paarden", vous *disez  door vous dites "u zegt", *si j'aurais  per si j'avais "als ik had", *plus bon  door  meilleur "beter", enz. De juiste vormen werden mij tegelijk opgedrongen door uitwendige en inwendige krachten: door het gezag van ouders en school enerzijds en anderzijds door het verlangen opgenomen te worden in een omgeving, die dwingt tot een zo perfect mogelijke imitatie van mijn menselijke omgeving. Op gelijkaardige wijze moest ik vaak bewust de eerste verwoording, die in mij opkwam, onderdrukken, omdat ik mij op hetzelfde ogenblik herinnerde dat “men dat niet zo zegt”.


Die vormen - dat is gemakkelijk te onderzoeken bij kinderen en buitenlanders - zijn de eerste stap bij het verwoorden van de gedachte. Het is interessant vast te stellen dat veel Angelsaksers die Frans leren, zeggen si j'aurais "indien ik zou hebben", net als alle Franstalige kinderen, terwijl bij de woordelijke vertaling uit het Engels If I had zou leiden tot si j'avais "indien ik had".  Dat komt door het eenvoudige feit dat die uitspraak in het verstand een heel conceptenveld “hypothese” tot trilling brengt, wat uitloopt op “in voorwaardelijke vorm zetten”. Bij wie zich juist wil uitdrukken ontstaat er een conflict tussen de natuurlijke reflex en een geconditioneerde reflex, dat is tussen het psycholinguïstieke proces dat verweven is in onze neurale verbindingen, en de krachten die onder druk van de opvoeding opgeroepen worden om ze te inhiberen.


Esperanto heeft deze complicaties niet. De schrijver die zegt bele muskola ulo, “een mooi gespierde vent”, gebruikt de formule die onmiddellijk in zijn geest opduikt, op het eerste niveau. In het Frans wordt hij gedwongen naar een tweede niveau te gaan, want *bellement bestaat niet. Zijn mentale computer maakt zich klaar volgens het gewone programma, om na het slop *bellement, joliment voor te stellen, maar ook die beweging wordt geblokkeerd: de evocatie van iets klein en fijn, dat het woord  joli oproept, is niet in overeenstemming te brengen met het idee van macht, van fysieke kracht, dat hij wil uitdrukken. Hij zal dus moeten een ingewikkelder formule zoeken voor dit heel eenvoudige idee, bijvoorbeeld un type doté d'une belle musculature.


Dit is geen specifiek Frans fenomeen. Ik heb Duits geleerd in misschien tien keer zoveel tijd dan wat ik nodig had om Esperanto te kennen, maar de regels over de woordvolgorde, de naamvallen, bijzonder bij adjectieven, en veel andere details maken, dat ik helemaal niet spontaan kon zijn in die taal. Tussen het eerste niveau, waar mijn gedachte gevormd wordt en waar ik mij in Esperanto bevind, en die van de grammaticale juistheid in het Duits, bevinden zich zoveel versperringen, verboden of onvaste grond, dat ik er niet in slaag het te kennen. In Esperanto voel ik mij helemaal vrij, zoals een kind dat nog niet naar school moet, voor wie de taal gebruiken een speels bezigheid is, dat al spelen schept en zich geen zorgen maakt of de woorden, die het voortbrengt al dan niet overeenstemmen met een norm, die niets te maken heeft met zijn communicatienoden.


Besluit


Esperanto biedt veel voordeel aan wie er zich als kunstenaar toe wendt. Zeker, zijn basiswoordenschat is veel beperkter dan die van het Frans of Engels. Maar dit mindere wordt in ruime mate gecompenseerd door twee factoren: ten eerste, zijn onbeperkt combinatievermogen, dat toelaat concepten te formuleren en woorden te maken, die vaak erg uitdrukkingsvol zijn, en ten tweede: zijn algemeen klimaat van vrijheid, dat toelaat met heel simpele middelen nuances uit te drukken, die niet te formuleren zijn in andere talen.


Voor de affectieve bevrediging, die het publiek bezorgt aan de Esperantoauteur, is het hier niet de gepaste plaats om het er over te hebben. Maar ik moet toch zeggen dat het heel veel genoegen doet vast te stellen dat men begrepen wordt op een zo ruim intercultureel niveau. Zelfs al is de oplage van een werk maar matig, het feit brieven te krijgen uit Mongolië of Argentinië, uit IJsland of Iran schept een vreugde, die misschien kinderlijk is, maar daarom niet minder waard. Deze vreugde speelt een grote rol in het gevoel van dankbaarheid dat een Esperanto schrijver gedurig in zich voelt voor het zo flexibele uitdrukkingsmiddel, dat de sociaal-taalkundige geschiedenis van het mensdom hem geschonken heeft.


L. De Cooman nederlandigis la interretan version ĉe http://claudepiron.free.fr/articlesenesperanto/verkisto.htm

Vieno: Pro Esperanto, 1992
(Serio La Dua Jarcento)
ISBN 3-85182-002-9