Enkele antwoorden
Als er een epidemie (of een endemie, zoals in dit geval) heerst, is het in het belang van iedereen, dat de personen, die niet door de ziekte getroffen werden, dit weten en er naar handelen om de anderen te helpen. Dat betekent niet, dat ze geen andere gezondheidsproblemen hebben, of dat ze boven de andere mensen staan. Alleen maar dat ze op dit gebied meer geluk gehad hebben. Vanuit dit standpunt kan men over Esperanto spreken zonder te laten doorschemeren, dat men meer waard is, men heeft alleen meer geluk gehad op beperkt gebied (en waarschijnlijk minder geluk op andere gebieden).
Beeld u twee individuen in, die elkaar moeten ontmoeten om over iets belangrijks te discussiëren. De ene stelt voor bijeen te komen op een plaats, die in het midden ligt tussen de twee woonplaatsen, gemakkelijk te bereiken langs een aangename weg. De andere weigert dat idee, vindt het onmiddellijk naief, utopisch, dom en aanvaardt alleen een plaats, die ver weg ligt voor beiden, die maar met een slakkengangetje te bereiken is langs een ingewikkelde en vaak onaangename weg, die veel inspanningen vraagt, uitgaven en krachtinspanningen, zodat de ontmoeting maar na lange tijd zal kunnen plaats vinden. Iedereen zal de eerste manier van handelen normaal vinden en de tweede abnormaal. De taalsituatie is gelijkaardig. Natuurlijk, als men deze manier gebruikt om de taal voor te stellen, moet men er voor zorgen niet te laten doorschemeren “jullie zijn ziek, wij zijn gezond”, dat zou de zekerste manier zijn, om de andere mijn voorstel te doen weigeren. Maar men kan aantonen dat de maatschappij in het algemeen op een zeer ingewikkelde, kostelijke en onefficiënte manier datgene doet, wat door Esperantisten eenvoudig, goedkoop en efficiënt gedaan wordt.
Wanneer ik deze onderwerpen bespreek, gebruik ik dikwijls de vergelijking met een pilootproject, een systeem dat heel vaak gebruikt wordt in acties voor de openbare gezondheid. Een pilootproject betekent dat men een methode toepast op een beperkt terrein, om te zien of ze beter werkt dan andere, zonder de testpersonen bloot te stellen aan gevaarlijke bijwerkingen, die men misschien niet voorzien had. Dat deed men bijvoorbeeld in de wereldwijde campagne tegen pokken. Nadat men de verschillende alternatieven vergeleken had in het kader van beperkte proeven door middel van pilootprojecten, heeft men de beste wereldwijd toegepast en pokken, die jaarlijks miljoenen doden veroorzaakten en veel kostten aan alle staten door de noodzaak diegenen, die het land inkwamen, in te enten, verdwenen van onze planeet. Een taalhandicap lijkt op een of andere ziekte, die door een gebundelde actie van staten kan geëlimineerd worden en Esperanto gelijkt aan een pilootproject, dat de deugdelijkheid van de methode bewezen heeft na vergelijking met andere. Het zou rationeel zijn het gebruik ervan te veralgemenen.
Wanneer men deze onderwerpen bespreekt moet men benadrukken dat Esperanto nooit op grond van objectief onderzoek geweigerd werd en dat het Engels nooit democratisch als wereldtaal uitgekozen werd. Zijn huidige positie dankt het slechts aan de inertie van de maatschappij. Bijna iedereen is bereid te aanvaarden dat in het maatschappelijke leven inertie gevaarlijker is dan een beslissing die gebaseerd is op objectieve feiten en vergelijkingen.
Een andere discutant schreef:
"Het ontbreekt toch aan respect, waar men zich zelf hoe dan ook en ongetwijfeld op de juiste, de rechte, de goede, de gezonde, de normale, de... kant acht."
Negeert u dan, dat gelijk hebben bestaat? Overweeg dan het volgende feit, dat mij enkele dagen geleden overkwam. Ik was in het station van Genève en zat in de trein om terug naar huis te rijden. Er kwam een Amerikaans koppel aan met een enorme hoop tassen en valiezen. Ze begonnen met elkaar te praten. Ze praatten luid, dus ik was niet indiscreet, toen ik hun gesprek verstond. Daaruit bleek dat ze zich inbeeldden dat ze in de directe sneltrein naar Bern zaten. Ik ging naar hen toe en zei: “Neemt u me niet kwalijk, maar als ik goed gehoord hebt, meent u in de directe sneltrein naar Bern te zitten, welnu, dat is niet deze hier, maar die aan de overkant”.
Heb ik gebrek aan respect getoond door te laten verstaan dat ik gelijk had en zij niet? Het is normaal van ongelijk te hebben. Ik heb dikwijls ongelijk gehad in mijn leven, en toch ben ik normaal, nietwaar? Maar in die trein had ik gelijk en zij niet. Als ik me op de “hoe dan ook en ongetwijfeld juiste, rechte, goede, normale kant achtte” is de reden daarvan dat ik mij daar inderdaad bevond. En dat was objectief controleerbaar. Evenals het objectief controleerbaar is dat Esperanto een betere efficiëntie/kosten verhouding heeft dan Engels als communicatiemiddel onder niet-Engelstaligen.
Nog een ander discutant schreef:
"Een democratie leeft nu eenmaal door compromissen, en ik aanzie uw standpunt als niet bereid tot compromissen, omdat ge betwist dat zij, die niet voor Esperanto zijn, eerbare redenen zouden kunnen hebben voor hun houding"
Helemaal niet, u heeft me verkeerd begrepen. Wanneer men mensen ontmoet, die niet voor Esperanto zijn, maar een eerbare reden hebben voor hun houding, heb ik alle respect voor hen. Ik zou misschien wel tot hun standpunt overgaan, als ze er zouden in slagen mij te overtuigen door te aanvaarden over feiten en vergelijkingen te discussieren. Maar tot nu toe werd Esperanto, met uitzondering van een heel kleine verhouding, a priori verworpen door alle tegenstanders die ik ontmoette en waarmee ik kon discussiëren over de zaak, evenals door allen, die Esperanto zonder studie verwerpen onder de artikelschrijvers, de taalkundigen, de politici, de deelnemers aan internationale debatten, enz, waarmee ik te maken had, zonder in te stemmen met een discussie, en met emotionele achtergronden, wat de ene keer bleek uit de toon, de andere keer uit de woordkeuze. Bovendien, de meerderheid van hen, eigenlijk bijna allen, stonden minachtend tegenover Esperanto en Esperantisten, zonder er iets van te weten. Ik ben bereid andersdenkenden te respecteren, maar ik aanvaard moeilijk dat men mij niet respecteert, zonder te weten waarop mijn standpunten gebaseerd zijn. In de jaren 90, toen ik onderzoek deed naar de publieke houding tegenover Esperanto, stond één artikel op honderd dat Esperanto vermeldde, er minachtend tegenover en vol verkeerde informatie. Nu is de tendens gewijzigd en er verschijnen veel meer gunstige of objectieve teksten . Maar dat is geen reden om te laten uitschijnen, dat mensen, die ongelijk hebben, zouden gelijk hebben.
Ook ik ben van oordeel dat democratie leeft dank zij compromissen. Maar democratie vereist dat compromissen wederkerig zijn. Als men naar iemand toegaat en hem zegt: “U sprak over Esperanto, het is duidelijk dat u verkeerd geïnformeerd bent, want u zei dit en dat, en als u de werkelijkheid bekijkt is dat helemaal niet zo. Ik kan u aantonen, hoe u zich kan informeren...” enz. en de andere antwoordt: “Ik heb geen tijd te verliezen aan zulke domme dingen”, dan ben ik bereid te geloven dat zulke mensen werkelijk belangrijkere dingen op hun dagorde hebben, maar dat belet mij niet te denken, dat dit geen democratische houding is, en ik behoud mij het recht voor, dat in het openbaar te zeggen. En als ze dan al geen tijd hebben om aan Esperanto te besteden, waarom spreken ze er dan toch over, en waarom op deze toon?
Vriendelijk,
Claude
Vertaald door Ir Leo De Cooman