Claude Piron

Waarnemen, vergelijken, kiezen


Pleidooi voor een verstandige taalpolitiek


Wat doen mensen om elkaar te verstaan als ze niet dezelfde taal spreken? Er worden allerlei werkwijzen toegepast; sommige zijn uitstekend, andere van twijfelachtige kwaliteit, de ene is rechtvaardig, andere bevoordelen op onbillijke manier een deel van de betrokkenen. Gebaren, koeterwaals, gebroken Engels of "Globish", beroep doen op tolken, correct Engels en Esperanto staan op het menu van de bijzonderste mogelijkheden. In de praktijk hangt de keuze af van de toestand en de taal(on)bekwaamheid van de betrokkenen. Als men het aparte geval van gebarentaal en koeterwaals uitsluit, moet er altijd wel enige investering gebeuren in tijd of geld (een taal leren, tolken aanwerven), en elke werkwijze verschilt van de andere in communicatiedoeltreffendheid, evenals in aan- of afwezigheid van plezier. Dit laatste punt mogen we niet verwaarlozen. De tijd, die de mensen tegenwoordig besteden aan conversatie, al was het maar met hun draagbare telefoon, bewijst dat het plezier van ideeën uit te wisselen een essentieel element is van onze levenskwaliteit.


Vijf werkwijzen


1. Het brabbelen van koeterwaals met of zonder gebaren en gelaatsuitdrukkingen wordt vaak gebruikt als leden van verschillende volkeren iets aan elkaar proberen mee te delen. De investering is nul buiten - eventueel - het onthouden van enkele flarden van een vreemde taal. Spijtig genoeg levert deze nul-investering een resultaat, dat eveneens zo goed als nul is. Vaak komt het uitgezonden idee gewoon niet over, en in de gevallen waarin het wel overkomt, lukt dat alleen maar voor heel simpele dingen.


2. Gebroken Engels of Globish. Een van de meest gebruikte opties is het taaltje dat men in het Engels "Broken English" noemt: onjuist Engels, slecht uitgesproken, met een gereduceerde woordvoorraad, overgebleven van op school, min of meer onderhouden door reizen of andere gelegenheden. Dit versimpeld Engels, vastgelegd door ene mijnheer Nerrière, die het wil populair maken onder de naam "Globish", is een voorbeeld van een elementair Engels zonder grammatica, dat zowat overal op de planeet gebruikt wordt voor informele contacten tussen anderstaligen. De investering kan als volgt samengevat worden: vier of vijf jaar Engels met tenminste drie uur per week, dus tussen 500 en 600 uur in de klas, plus huiswerk, en dan zelfoefening in de kunst zich schaamteloos uit te drukken met een gereduceerde woordvoorraad en om zonder aarzelen gebaren te gebruiken waar woorden ontbreken. Resultaat: een taaltje dat het wel mogelijk maakt zijn plan te trekken in de meeste gevallen, maar grof, ongenuanceerd, vaak mits te verzaken aan alle normale verlangens van communiecatie: de 1500 woorden, die volgens mijnheer Nerrière de kern van de woordenschat uitmaken, laten niet toe bijvoorbeeld te zeggen: "Ober! Een tomatenslaatje!" Bovendien kan de gedurige onnauwkeurigheid hinderlijk zijn. "Originaliteit" vertalen door freshness, zoals mijnheer Nerrière dat doet op zijn website (http://www.jpn-globish.com/articles.php?lng=fr&pg=204), is garanderen dat de ontvangen boodschap niet zal overeenstemmen met de uitgezondene.


3. Engels. Het gaat hier over het Engels, zoals het gesproken en geschreven wordt in de hoge economische, politieke en wetenschappelijke kringen. Investering: tussen 4000 uur (universitair niveau Engels) en 8000 uur studie en praktijk. Resultaat: een goed communicatiemiddel, dat toelaat gedetailleerd de meest complexe vragen te behandelen op allerlei gebieden.


Maar in de rubriek "nadelen" moet een grote onrechtvaardigheid genoteerd worden. Engelstaligen (4,8% van de wereldbevolking) verwerven het communicatiemiddel zonder de minste moeite, gewoon door in hun gezin te leven, terwijl van de andere 95,2 procent een enorme uitgave aan mentale energie gevergd wordt. Om het hier beschouwde hoge niveau te bereiken moet men rekenen op 200 voltijdse werkweken, wat neerkomt op vier jaar werk zonder vacantie. Voor personen buiten het Indoeuropese taalgebied is de investering meestal groter. "Ik had vijf doctortitels kunnen behalen in de jaren, die ik heb moeten besteden aan de studie van het Engels" schreef een Koreaans wetenschapper, Kim Hiongun, als antwoord op een bevraging van de BBC (Britse radio). In de kolom "Resultaten", moet men nog benadrukken dat de meerderheid van hen, die deelnemen aan besprekingen of onderhandelingen, in een minderwaardigheidspositie gedwongen worden ten overstaan van de Engelstaligen. Een dergelijke ongelijkheid van kansen zou in de sportwereld een hevige verontwaardiging wekken. Ideeën zijn vermoedelijk minder waard dan een bal, want ze veroorzaken geen enkele verontwaardiging op het gebied van verbale uitwisseling. Zelfs onder de bevoorrechten die een uitstekend niveau bereikt hebben, zijn er veel, die deze ongelijkheid nog voelen, vooral als ze enige tijd de gelegenheid niet hadden de taal van Shakespeare en de Wall Street Journal in de praktijk te gebruiken.


4. Tolken. Dit systeem is voorbehouden aan instellingen, verenigingen en andere groeperingen, die rijk genoeg zijn om zich de diensten van vakmensen te kunnen veroorloven: een tolk kost 200 euro voor een halve dag (januari 2005); men moet rekenen op minstens drie tolken voor elke taal, want niemand kan dat werk vier uur na elkaar volhouden. De meerderheid van de personen die de taalbarrière moeten te boven komen, kunnen in normale omstandigheden deze manier niet gebruiken, tenzij in het bijzondere geval van georganiseerde groepsreizen. Wat de investering betreft, mag onderstreept worden dat het geld maar zelden uit de geldbeugel van de genieters komt. Tolken worden vaak gebruikt op het niveau tussen staten, zodat de investeerders - hoewel ze daarvan niet duidelijk bewust zijn - eigenlijk de belastingbetalers zijn, die door hun staten in volle onwetendheid gehouden worden over de tekorten van het systeem en de alternatieven, die men zou kunnen gebruiken. Wat betreft de resultaten, vertolken gaat altijd gepaard met enig verlies van informatie en in het algemeen vertaalfouten, vooral als het gaat over een technisch onderwerp. Vaak is er ook onrechtvaardigheid in het spel, omdat sommigen zich mogen uitdrukken in hun eigen taal, anderen niet.


5. Esperanto. Investering: 60 tot 150 uur leren, naargelang leeftijd en individueel talent, om probleemloos een gesprek te kunnen voeren. Het gaat er hoofdzakelijk om, de blokjes taalmateriaal te leren combineren, zoals "Lego-blokjes" (zoals het Chinees bestaat Esperanto uit absoluut onveranderlijke eenheden, die onbeperkt combineerbaar zijn). Het niveau van beheersing, dat men in het Engels kan bereiken na 8000 uur, wordt in Esperanto bereikt na een duur, die over het algemeen ligt tussen 500 en 1000 uur volgens de omstandigheden en de individuele capaciteiten (soms volstaan 300 uur). Deze getallen, schijnbaar hoog in vergelijking met de zoëven vermelde 60 tot 150 uur, zijn te verklaren doordat, zoals voor elke taal, iets nodig is, dat men "bezinkingsduur" zou kunnen noemen: de hersenen moeten het geleerde kunnen laten bezinken en wennen aan de taaltradities. Resultaat: effectieve beheersing van een flexibele, vrije, uitdrukkingsrijke, vaak humoristische taal, waarmee het mogelijk is zich nauwkeurig en genuanceerd uit te drukken op technisch, juridisch en andere vakgebieden, evenals in de gevoels- en gemoedssfeer.


Wat leert de waarneming van groepen


Om de rubriek "resultaten" te vervolledigen moeten we van dichtbij bekijken wat er gebeurt als een internationale groep over een onderwerp discussieert in de verschillende systemen.


1. Sukkelen in een taal waarvan men maar enkele woorden kent en gebarentaal worden nooit als dusdanig in de praktijk gebruikt in groepen. Daarover valt hier dus niets te zeggen.


2. Met het Globish, of tenminste met het gebroken Engels, dat nu meestal dient als communicatiemiddel tussen anderstaligen, ziet men deelnemers, gestresseerd door de nood zich te doen verstaan, zonder zeker te weten of hun woorden wel goed verstaan worden door de gespreksgenoten. Er heerst een zekere vaagheid, en de deelnemers moeten vaak de oren spitsen of herhaling vragen, om te verstaan wat er gezegd wordt, wegens de Engelse fonetiek, moeilijk voor de meerderheid van de wereldbevolking. ("Wat zei die Koreaan? Was het bad manners, "slechte manieren", of bed manners "beddenmanieren"?). Bovendien dwingt het gebrek aan woordvoorraad tot soms moeilijk verstaanbare gebarentaal. Deze taal is gebaseerd op het idee dat men precieze details kan missen. Ze wordt aanvaard als lapmiddel bij gebrek aan iets beters, en dat voelt men. Men verzaakt aan echt menselijke communicatie, omdat men gelooft dat die onmogelijk is of zich inbeeldt, dat dit te grote offers zou vergen.


3. Indien de groep correct Engels gebruikt, gaat de discussie in het algemeen goed, maar de waarnemer krijgt de indruk dat de deelnemers toneel spelen. Ze zijn zichzelf niet, ze apen Angelsaksische intellectuelen na. Enkelen pronken met hun nobel Engels, terwijl anderen zich schamen over hun uitspraak of hun moeilijkheden om het juiste woord te vinden. Geboren Engelstaligen slagen er niet altijd in hun tandengeknars te verbergen, dat het vreselijk taaltje van de ene of andere bij hen veroorzaakt. Soms maakt een spreker zich ongewild belachelijk door verkeerd taalgebruik, dat heel plezant overkomt. Dat overkwam de Deense minister mevrouw Helle Degn. Toen ze zich wilde verontschuldigen voor haar onvoldoende kennis van het te bespreken onderwerp, zegde ze tot het comité, dat ze voorzat: "I'm at the beginning of my period". Ze meende te zeggen: "Ik begin nog maar juist aan mijn mandaat", terwijl ze feitelijk zei: "Ik krijg juist mijn regels". Zoals men ziet bieden meer dan tienduizend uur studie en praktijk Engels geen bescherming tegen zulke politiek zeer genante fouten.


Wat vooral opvalt in zulke groep, is hoe verschillend de taalvaardigheden zijn. Er is een soort elite, die zich perfect uitdrukt (niet alleen van geboorte, ook anderen bereiken in het Engels een indrukwekkend niveau, hoewel het niet hun moedertaal is, en de groep bewondert hen, met een bewondering die min of meer met jaloezie gemengd gaat), maar er zijn ook personen die de indruk wekken, dat men hen in de club maar aanvaard heeft, omdat men zich niet kon veroorloven hen uit te sluiten. Er zijn ook personen, die zich belachelijk maken door het grote verschil tussen hun eigendunk over hun taalkennis Engels en hun feitelijk waarneembaar niveau. Als de discussie zeer levendig wordt, als er een conflict opdoemt, als een standpunt krachtig aangevallen wordt, gaat de niet-Engelstalige, die moedig genoeg is om zijn gedachten te zeggen, of die zojuist op de korrel genomen werd, aan het stotteren, wat hij nooit zou doen in zijn moedertaal. Op zulke ogenblikken is de ongelijkheid meest voelbaar.


4. Met simultaanvertaling is de discussie nooit natuurlijk. Het is onaangenaam een andere stem te horen dan die van de spreker, en veel personen vinden het storend altijd die koptelefoon te moeten dragen. Misverstanden en benaderingen zijn niet zeldzaam. Veel sprekers hebben zulke vreemde uitspraak dat de tolken hen niet verstaan, wat "gaten" laat in de algemene discussie. Dat gebeurt vooral als de spreker zich uitdrukt in het Engels, waarvan de uitspraak opzettelijk lijkt gemaakt te zijn om de uitspraakgewoonten van de meerderheid van de volkeren te tarten. Met navertaling hindert het feit te moeten wachten tot de tolk vertaald heeft de vlothied van het debat. Het is niet mogelijk op slag te antwoorden, of iets grappigs te zeggen in de hoop dat iedereen binnen de seconde in een lach schiet. Iedereen vindt het systeem niet echt bevredigend en aanvaardt het maar in de overtuiging dat het niet anders kan.


In veel internationale congressen stelt men een ander nadeel vast. De sprekers, die een vergadering wakker en levendig houden, zijn zij die hun onderwerp perfect beheersen en zich vlot uitdrukken zonder nota's en slechts af en toe een blik werpen op hun schema. Tussen hen en de toehoorders ontstaat een rechtstreekse band, vooral door oogcontact. Zij die hun tekst aflezen zijn veel minder gemakkelijk te volgen, en vervelend. Welnu, als een congres een tolksysteem aanneemt, leggen de organizatoren vaak de voordrachtgevers op, hun tekst vooraf in te zenden opdat de tolken de vertaling zouden kunnen voorbereiden, en zich gedurende de voordracht aan hun tekst te houden. De levendige, interessante discussie wordt zo vervangen door een afgelezen tekst, die hoe dan ook saaier is en soms slaapwekkend. Bovendien worden in die congressen de discussie- en werkgroepen georganiseerd volgens de taal, want tolken werken niet op dat niveau. Zo gaat het hele voordeel van wederzijdse ideeënbevruchting verloren, die een van de voordelen is van interculturele uitwisselingen.


5. Het systeem dat voor de waarnemer echt een sfeer van normaalheid en natuurlijkheid uitstraalt is Esperanto. Hier heeft men de indruk dat iedereen zijn moedertaal spreekt. Hoewel de manier van uitspreken zeer uiteenlopend kan zijn, blijft in het algemeen alles duidelijk verstaanbaar. Het gemak van de sprekers is opmerkelijk. Ze moeten zelden naar woorden zoeken, ze maken geen ingewikkelde omschrijvingen om eenvoudige dingen uit te drukken, hun gebaren zijn dezelfde als bij het spreken van hun eigen taal, ze lachen veel, als ze boos of verontwaardigd zijn of aangevallen worden, drukken ze zich met veel meer vuur uit dan wanneer de groep communiceert in het (gebroken) Engels. Maar vooral stelt men geen enkele ongelijkheid vast. Dit feit werd reeds genoteerd in het verslag van de Volkerenbond: "Wat vooral indruk maakt is de sfeer van gelijkheid, door in een dergelijke vergadering gebruik te maken van een gemeenschappelijke taal, die iedereen op gelijke voet stelt, en die toelaat dat een afgevaardigde van Peking of Den Haag zich even krachtig uitdrukt, als zijn Parijse of Londense collega's." [Volkenbond, «L'espéranto comme langue auxiliaire internationa-le. Rapport du Secrétariat général, adopté par la Troisième Assemblée (Geneve: SDN, 1922), p. 22].


Taboe?


Het is raar dat noch de massamedia, noch elites, noch regeringen de conclusies trekken die zich opdringen uit de deze verschillende werkwijzen tegen de Babelse spraakverwarring. Het is zo gemakkelijk ze vast te stellen! Wat verbergt dat taboe? Slechte wil? Vrees voor het verlies van privileges, die door geen enkel rationeel motief gerechtvaardigd worden, zoals die van de kastes in India? Of gewoon luiheid, inertie? Het is waar dat om eenvoudig het idee te krijgen van te gaan kijken, hoe de zaken verlopen, men eerst men moet beginnen te twijfelen aan allerlei bedrieglijke berichten, die zo vaak herhaald worden, dat ze in onze geest als evident opkomen, zo in de stijl van "het Engels heeft gewonnen, het is definitief, niets aan te doen."


Men moet zich ook een ogenblik losmaken van zijn routines om na te denken en zich door medelijden te laten bewegen. Want - en dat wordt zorgvuldig verzwegen - het aantal slachtoffers van onrechtvaardigheden, verbonden aan het gemis van een demokratisch middel van taalcommunicatie, is veel groter dan men zich over het algemeen inbeeldt. Zoveel frustratie, leed, onrecht, misstappen met dramatische gevolgen, omdat het niet mogelijk was de taalbarrière te overwinnen! De slachtoffers van dergelijke situaties vinden zichzelf niet eens slachtoffer en zijn er niet van bewust dat het systeem onrechtvaardig is. Ook zij slikken het bericht "Je had maar Engels moeten leren. Je had maar talen moeten leren. Als je er niet in slaagt je zaak uit te leggen, is dat jouw schuld." Ze laten zich dus doen, machteloos, met een totaal onterecht schuldgevoel in het hart. Ideale prooien voor uitbuiters en machtsmisbruikers!


Hoewel het idee dat er geen alternatief bestaat voor het Engels of dat hij, die er niet in slaagt zich te doen verstaan, daar zelf schuld aan heeft, diep ingeworteld is, toch heeft dat niets te maken met de realiteit. Het zou geen plaats moeten hebben in een demokratisch bestel. Hoeveel jaren zullen we nog moeten wachten tot de hier uiteengezette, niet tegengesproken, niet tegenspreekbare feiten, uiteindelijk ernstig zullen genomen worden?


Vertaald door Ir Leo De Cooman