Claude Piron

Esperanto - miskend opvoedkundig juweel


Inleiding


Elke ervaring, elke kennis brengt een zekere verantwoordelijkheid mee. Wie een doeltreffend en goedkoop middel kent om voor zijn tijdgenoten het leven gemakkelijker te maken, heeft het recht niet het bestaan daarvan te verzwijgen. Ik pleit dus schuldig. Omdat ik al sinds mijn kindertijd voordeel had van een ervaring met grote pedagogische waarde, vond ik dat vanzelfsprekend en heb ik dat niet meegedeeld aan de milieus, die het objectief hadden kunnen bestuderen en er rekening konden mee houden bij hun beslissingen. Ik zou me willen kwijten van die schuld door in dit artikel aan te tonen dat volgens mij het opnemen van Esperanto in de schoolprogramma's veel meer voordelen zou bieden dan wat op het eerste zicht lijkt. We zullen achtereenvolgens de vraag onderzoeken vanuit het standpunt

1) van de verstandelijke ontwikkeling,
2) van de affectieve ontwikkeling en
3) van het praktische nut.


Verstandelijke ontwikkeling


Het belang dat het leren van een tweede taal inneemt bij de ontwikkeling van de geest wordt door niemand tegengesproken. Maar ik vraag me af of men het probleem tegenwoordig wel goed aanpakt. Een goede pedagogische aanpak veronderstelt immers dat men de problemen na elkaar op een rij zet. Hoe pakt men dat aan in het geval van talen, die zich elk aanbieden als een geheel, waar de meest voorkomende in het algemeen de moeilijkste is?


Een zin, die ik in mijn jeugd vaak hoorde, klinkt mij nu nog in de oren: "We denken dat je `t al weet." Wel, toen we Latijn of Duits leerden of zelfs Frans "wist ik het al" volgens mijn kameraden. Nochtans had ik niet meer dan zij geleerd over Duits of Latijn of de spitsvondigheden van mijn moedertaal. De waarheid is, dat Esperanto, dat ik als spel, als amusement, geleerd had, mij de kennis bijgebracht had van een "zuivere grammatica" en lexicografische gewoonten, die voor mij een belangrijke troef betekenden tegenover mijn kameraden. Voor hen werd de nieuwe taal frontaal aangevat; voor mij waren de moeilijkheden na elkaar op een rij gezet. Raadt men aan mensen met een zittend leven niet aan, vooraleer zich aan ski te wagen, zich eerst voor te bereiden met een geschikte lichaamsoefening? Ik had mijn gymnastiek gehad, gemakkelijk, aangenaam binnen mijn bereik, en ik vatte de studie van de zogenaamd ernstige talen dan ook goed voorbereid aan.


Mijn ervaring is verre van uniek. Een Engelse school heeft de proef heel wetenschappelijk uitgevoerd. Een klas (de getuigengroep) heeft twee jaar Frans geleerd, terwijl in een andere klas met gelijkwaardige leerlingen (de proefgroep) het Frans gedurende het eerste jaar vervangen werd door Esperanto. De examens Frans, die na die twee jaar werden afgenomen, toonden aan dat de leerlingen van de proefgroep op hetzelfde niveau stonden als die van de getuigengroep. Ze hadden niet alleen niets verloren, maar de studie was voor hen veel aangenamer geweest omdat ze begonnen waren met een taal te leren, die ze onmiddellijk praktisch konden gebruiken.


De woordenschat van Esperanto leren is een schoolvoorbeeld van educatief spel. Zoals in de vermaarde intelligentietest Progressive Matrices, komt het erop neer twee assen te volgen: waar ze elkaar snijden, staat het gezochte woord. De leerling weet, dat volgens de eerste as, een zelfstandig woord eindigt op -o, de noemvorm (infinitief) van het werkwoord op -i, een bijvoeglijk woord op -a en een bijwoord op -e, en volgens de tweede as dat fini “eindigen” betekent. Zo leert hij woorden “uitvinden”: fino, 'einde', fina 'finaal' en fine 'eindelijk'. In andere talen is de reeks veel minder samenhangend/rechtlijnig. Daar is het eerder uitzonderlijk dat de stam gelijk blijft in de verschillende grammaticale categorieën, wat de leerling in andere talen eerst naar de semantische gelijkenissen tussen de verschillende woorden doet zoeken. Als helpi 'helpen' (Frans: aider) betekent, wat wil helpa dan zeggen? En de Franstalige leerling bemerkt, soms tot zijn verbazing, dat het Franse overeenkomende bijvoeglijk naamwoord auxiliaire is.


In het Frans en in de meeste nationale talen zijn de reeksen zelden volledig en het is onmogelijk op taalkundig vlak tot het onderzoek van alle mogelijke gevallen toegang te krijgen, wat volgens Piaget het teken is van de overgang naar het hoogste stadium van de intelligentie, dat van de formele bewerkingen. In het geval van Esperanto leidt elke tekststudie het kind er toe in de taalanalyse van het mogelijke te stappen, enkel door zich te concentreren op de semantische betrekkingen, omdat de spelling, de uitspraak, de grammatica en meestal de betekenis van de stammen geen enkel probleem stelt.


Het invoeren van voor- en achtervoegsels, waarvan de zin, veel breder dan eender welk Frans woord, toch goed bepaald is, zal het kind toelaten een eindeloos aantal woorden te vormen. Het achtervoegsel -ema wijst op de karaktertrek, de neiging, de spontane beweging: helpema betekent 'behulpzaam', ordema 'ordeminnend', donema 'vrijgevig'. Als het kind het woord kantema tegenkomt, dat iemand tekent, die tegenover zang (kanto) is wat een lachgrage persoon (ridema) is tegenover lachen (rido), hoe zal het dat dan vertalen? Als men samlandano 'landgenoot' (gevormd uit sam- 'zelfde' en land- 'land'), samreligiano 'geloofsgenoot' kent, hoe drukt men dan in onze taal de begrippen samrasano (raso 'ras'), samvalano (valo 'dal'), samideano (ideo 'idee') uit? Omdat de veralgemenende assimilatie door geen enkele taalkundige onregelmatigheid tegengehouden wordt, slaagt het kind er snel in de zin de zo gevormde woorden te snappen. Maar de vertaling ervan zal wel telkens een uitdaging zijn, die het alleen maar zal kunnen oplossen door alle bronnen van zijn moedertaal te onderzoeken. Zo wordt vertaling een oefening, niet meer in de tweede taal, maar in het gebruik van de moedertaal.


Het gebruik van het Esperantolexicon gewent het kind aan die twee schijnbaar tegengestelde polen vrijheid en strengheid: vrijheid, omdat het alle woorden kan vormen die het wil; strengheid, omdat het enkel maar zal begrepen worden indien het de regels voor de afleiding en de precieze betekenis van de stam in acht neemt. Het is zo dat om `medeleerling' te vertalen, het allerlei oplossingen zal kunnen bedenken: kunlernanto (kun 'met', lern-'leren'), samklasano, samlernejano (lernejo 'school'), kunlernejano, kunstudanto, studokunulo (kunulo 'wie samen is of handelt met', 'genoot') of een ander juist gevormd synoniem, maar bijvoorbeeld niet het woord kondisciplo (naar het Franse condisciple) zal aanvaarden, een luiheidoplossing, die een overbodig neologisme zou invoeren, en ook niet kundisĉiplo, wat betekent `medediscipel, discipel van dezelfde denkmeester'.


Deze coördinatie van vrijheid en strengheid vindt men terug op het vlak van de grammatica. Tegenover de meeste andere talen is dat een grote vrijheid: 'ik help u' kan even goed vertaald worden door mi helpas vin (Nederlandse, ook Engelse structuur) als mi vin helpas (Franse structuur) als door mi helpas al vi (Duitse structuur) of mi al vi helpas (Russische structuur); maar dat is geen anarchie: zeggen mi vi helpas of mi helpas vi komt er op neer zich onverstaanbaar te maken in een taal, waar de volgorde van de woorden, zoals in het Latijn of in de Slavische talen geen grammaticale verhoudingen aangeeft. Esperanto is gebaseerd op het principe van "nodig en voldoende": opdat de boodschap zou doorgaan volstaat het in dit voorbeeld, dat het begrip van helpen uitgedrukt wordt onder de vorm van een werkwoord in de tegenwoordige tijd en dat het onderwerp onderscheiden is van het voorwerp, maar het is nodig, op straffe van niet te weten wie er wie helpt, dat dit onderscheid gemaakt wordt, hetzij door een uitgang, hetzij door een voorzetsel. Eigenlijk overstijgt het psychologische belang van dit leren verre het eenvoudige intellectuele belang. Het is niet mis op een affectief neutraal terrein te ontdekken dat de tegenstelling strengheid/ vrijheid misschien op een verkeerd gestelde vraag berust.


Gevoelsontwikkeling


Zo zijn we dan bij het gevoelsvermogen gekomen. Esperanto leren is een groot avontuur dat een kind diepe voldoening brengt. Alle kinderen houden van codes, van geheime alfabetten, van mysterieuze talen. De nationale talen (en dat geldt ook voor het Latijn) kunnen niet aan dat verlangen van een symbolisch spel voldoen omdat het veel te lang duurt voor men ze met gemak kan gebruiken. Maar in een taal, waar elke inspanning onmiddellijk rendeert, gaat het kind met een verrassende snelheid vooruit en na vijftien lessen kan het al echte gesprekken voeren. Dat is sterk bemoedigend. Elk leren, waarvan de vooruitgang waarneembaar is, geeft de indruk van een vervulling, waarvan de waarde niet mag onderschat worden.


Ook rechtlijnigheid is iets zeer bevredigend. Sommige leerlingen ontdekken die in de algebra, maar voor de meerderheid is dat te abstract. Esperanto geeft aan het kind een gevoel van samenhang op een concreet terrein, dat geen grapjes uitsluit (de leerling heeft gauw door, dat de lexicale mogelijkheden van Esperanto zich wonderwel lenen voor humor).


Esperanto schenkt ook voldoening op gevoelsvlak door de aard van de moeilijkheden, die het stelt. Ja, die zijn er ook in Esperanto, maar er is alleen een probleem op het vlak van het betekenen als er een probleem is van het betekende. Deze moeilijkheden hebben niets te maken met de zuiver formele complicaties, waarmee de geschiedenis de nationale talen opgezadeld heeft. Het woordgeslacht in het Duits is een voorbeeld van dergelijke complicaties. Met de variaties van het geslacht van een woord komt bijna nooit een variatie in de realiteit overeen. Heeft Shakespeare geen onsterfelijke meesterwerken geschreven in een taal waarin dit probleem volstrekt onbekend is? Een ander voorbeeld: de spelling van het Frans, waarin een zelfde Latijnse afleiding (ad + g) uitmondt op uiteenlopende vormen in woorden als agression en aggraver (vergelijk met het Engels: aggression, aggravate; het Spaans: agresión, agravar). De formele moeilijkheden overbelasten het geheugen zonder tegenprestatie op het conceptuele niveau. Het is niet uit luiheid dat het kind Esperanto verkiest boven de nationale talen, het is omwille van een heel natuurlijke weigering van de willekeur, omdat zijn gezond verstand het ingeeft dat de taal gemaakt is voor de mens en niet de mens voor de taal.


Als een zin als j'ai cru cet homme sincère een vertaalprobleem levert, is het omdat hij dubbelzinnig is. Hij kan vertaald worden door mi kredis tiun viron sincera als de betekenis is "die man achtte ik oprecht te zijn", maar door mi kredis tiun viron sinceran (of tiun sinceran viron) als hij betekent "ik geloofde die oprechte man (ik heb geloof gehecht aan wat die man, die oprecht is, zegde)". Evenzo zal de zin "je vous aime plus que lui" vertaald worden door mi amas vin pli ol li als hij wil zeggen "ik houd van u, meer dan dat hij van u houdt", maar door mi amas vin pli ol lin als hij betekent "ik houd meer van u, dan dat ik van hem houd". Laat ons nog een voorbeeld nemen: uit li 'hij', en si 'zich' leidt men regelmatig de bezittelijke voornaamwoorden af lia 'zijn, van hem' en sia 'zijn, van zichzelf', wat respectievelijk overeenkomt met de Latijnse vormen ejus en suus. De ervaring toont aan dat het gebruik van deze woorden voor Westerlingen ongemakkelijk ligt. Er zich op oefenen in een overigens gemakkelijke taal, waarin de betrekking tussen bezittelijk voornaamwoord en stam doorzichtig is, vormt een zeer nuttige voorbereiding voor wie later aan Russisch of Latijn zal beginnen.


Voor het gevoel van het kind zijn de vormelijke moeilijkheden evenveel willekeurige plagerijen. Het ontbreken ervan geeft een bijzondere waarde aan het Esperanto, dat het kind de gelegenheid geeft met plezier en creativiteit het aanleren te aanvaarden van een universele grammatica en een kern van een vreemde woordenschat, die het de latere studie van andere talen veel zal vergemakkelijken. Maar dat plezier in het werk is niet de enige aanbreng van Esperanto voor het gevoel van het kind. Elk spel van voor- en achtervoegsels laat het toe de begrippen te plaatsen op een gamma die gaat van het grondbegrip via de eenvoudige ontkenning tot het tegengestelde begrip, een beetje zoals men in het Frans een gamma zou kunnen zien in de reeks: brûlant, chaud, tiède, ni chaud ni froid, frais, froid, glacé “heet, warm, lauw, noch warm noch koud, koel, koud, ijzig”. Deze mogelijkheid laat de leerkracht toe aan de kinderen, wiens gevoel grotendeels beheerst wordt door de wet van "alles of niets", te leren dat gevoelens en waardeoordelen vatbaar zijn voor eindeloos veel nuances. Er zijn zoveel tussenwaarden tussen moed en lafheid, tussen vriendschap en vijandschap, tussen hoop en wanhoop! Esperanto laat toe die uit te drukken zonder de woordenlijst te verzwaren, en het leren van het lexicon door het spelen van die "taalgamma's" bevordert de fijne onderscheidingen van de gevoelens. Dank zij de psychoanalyse kent men het belang dat de genuanceerde verwoording van zijn gevoelens voor iedereen betekent. Een kind een taalgereedschap schenken, dat goed aangepast is aan deze nood, betekent een nederige maar reële bijdrage tot de geesteshygiëne.


Al deze elementen zijn niet niets, maar de echte bijdrage van het Esperanto op het gevoelsvlak heeft te maken met het buitengewone openbloeien van de gevoeligheid die de concrete en directe ontdekking begeleidt van de wereld, waarin we leven. Bij het kind dat Esperanto leert gebeurt dat in het algemeen via twee wegen: enerzijds door te corresponderen met kinderen van allerlei landen zonder het minste communicatieprobleem; anderzijds door de ontdekking van de literaire producties van de meest diverse volkeren. Omdat reizen nu in opmars is, komt een derde weg steeds vaker voor: het rechtstreekse contact met Esperantosprekende vreemdelingen.


Ik heb Esperanto geleerd gedurende de oorlog en ik herinner me de frustratie die ik ondervond toen ik bladerde in een ingebonden volume tijdschriften voor jongeren La Juna Vivo, dat had opgehouden te verschijnen wegens de omstandigheden, en waarvan de oude nummers lijsten bevatten van jongens van mijn leeftijd, Japanners, Estlanders, Brazilianen, IJslanders, ..., die wensten te corresponderen met kinderen van andere landen. Zodra de internationale tijdschriften in Esperanto weer opdoken heb ik verschillende correspondenten gehad in de hele wereld en ik bewaar een bijzonder ontroerende herinnering aan een Chinese jongen, die gedood werd door een verdwaalde kogel toen de Communistische voorhoede Chengdu bereikte, waar hij woonde en met wie ik gecorrespondeerd had van 1945 tot 1948. Deze uitwisseling heeft mij voor het leven getekend.


Op het culturele vlak is het vooral bij de adolescentie dat Esperanto een onschatbare vriend kan worden. De realiteit wordt in dit geval vaak slecht begrepen. Men hoort zeggen dat het zou spijtig zijn de jongeren te doen werken op een taal, zogezegd “zonder ziel”, omdat ze geen rijk cultureel verleden achter zich heeft. Dit begrip “ziel” is wel moeilijk te omlijnen in het geval van een taal, nochtans voelt iedereen intuïtief aan dat ze overeenkomt met een realiteit. Het is daarom dat ik helemaal bereid zou zijn deze tegenwerping te aanvaarden, indien Esperanto een taal zonder ziel zou zijn. Maar iedereen, die er ervaring mee beleefd heeft, weet dat daar niets van aan is. Duizenden projecten van internationale talen hebben het daglicht gezien. Alleen Esperanto werd een levende taal die een eigen stijl heeft, een eigen karakter, een eigen atmosfeer. Hoe komt dat? Door het feit dat het in het begin de uitdrukking was van de creativiteit van een kind en niet een rationele constructie van een rijpe man? Door het eerste milieu van de verspreiding van de taal, waar stedelingen van gewone komaf, maar met een zeer open geest en begeesterd door een gepassioneerd idealisme, met hun enigszins utopische hoop de laatste decennia van het tsarisme in Rusland, Polen en de Baltische staten kenmerkten? Door de vervolgingen, die van tsaar tot Portugese autoriteiten, over Hitler en Stalin, een grote rol gespeeld hebben in de geschiedenis van de internationale taal? Door het feit dat het minder gaat over een schepping in alle details, dan om de organisatie van een taalkundige schat voor alle Indo-europese volkeren (de woorden zijn in Esperanto opgenomen met alle harmonischen, waarmee eeuwenlang gebruik ze omgeven: kanajlo heeft alle Franse frisheid bewaard die het woord "canaille" had in de XVe eeuw, hejme bewaart in Esperanto dezelfde gloed van “huiselijke warmte” als zijn Duitse equivalenten, klopodi drukt nog altijd die zelfde taaie inspanning naar een weinig toegankelijk doel als bij de Slavische volkeren, waar het woord van geleend werd)?


Hoe dan ook, het is een feit dat Esperanto een ziel heeft en dat het zich minder heterogeen toont dan het Engels, dat geboren is uit een even onwaarschijnlijk huwelijk en ook grotendeels vrij is van de afwijkende grammaticale vormen van de oudertalen. Lang miskend door de taalkunde, verworpen or de meerderheid van intellectuelen, werd het het troetelkind van vier generaties vaklui en dichters, die een wonderbare vitaliteit hebben kunnen overbrengen op wat slechts een zonderling geheel van conventionele tekens had kunnen zijn.


Omwille van zijn grammaticale helderheid, van de vrijheid die voorop staat in de vorming van zijn lexicon, de soepelheid van de zinsbouw, waar, zoals in het Russisch en in het Latijn de woordvolgorde in het algemeen een zaak is van stijl en niet van grammatica, toont het zich een uitstekende tolk, in staat alle rollen te spelen door zich te plooien naar de minste gril van de te belichamen personages. Als bescheiden, transparante taal laat ze beter dan eender welke andere de totaliteit van de waarden van een literair origineel overkomen.


Het volgende voorbeeld zal misschien een klein idee geven van zijn mogelijkheden. De eigenschappen van de Chinese taal hebben Confucius toegelaten in vier woorden het gebod samen te vatten aan de vaders en de kinderen hun respectievelijke rollen in het gezin te aanvaarden. De vier Chinese woorden kunnen vertaald worden door de vier overeenkomende Esperantowoorden op een perfect klare en natuurlijke manier: patro patru, filu fil' (1), Bij mijn weten kan geen enkele andere taal een vertaling geven, die tegelijk zo correct is naar de zin en zo trouw aan de vorm. Het Frans que les pères se conduisent comme des pères et les fils comme des fils verliest alle slagkracht van de Chinese beknoptheid en beperkt ten onrechte de betekenis (men zou kunnen zeggen : assument leur rôle de père, maar de twee uitdrukkingen zijn niet absoluut equivalent. De Chinese zin, zoals de Esperanto versie, integreert de twee ideeën in een bredere formule). Het Engels wordt beschouwd als een bijzonder geschikte taal voor slagzinnen. Nochtans is de enige ongeveer correcte vertaling, die men mij heeft kunnen geven voor de betreffende formule veel zwaarder dan de originele: Let the fathers be fathers and the sons sons. Ik preciseer dat ik aan een tiental Esperantisten uit verschillende landen en milieus gevraagd heb hoe ze de zin in Esperanto begrepen: hun gedetailleerde antwoorden tonen zonder enige mogelijke twijfel aan dat ze die allen op dezelfde manier begrijpen en dat ze er precies dezelfde betekenis aan geven van het originele Chinees.


Het is bekend dat de Engelse poëzie bijzonder lastig is om te vertalen, wegens de korte woorden en de kracht van het ritme. Maar lees eens de gedichten van Wyatt, van Shakespeare, van Gray, van Blake in de Angla Antologio (die zijn wel verzameld door vertalers van het land zelf, gevoelig voor subtiliteiten, die een vreemdeling niet zou aanvoelen; het is niet het minste voordeel van de literaire vertalingen in Esperanto, dat ze gemaakt worden door landgenoten van de auteur) en u zal zien dat de muziek van de klanken en de ritmen gerespecteerd worden in de vertalingen, waarin geen enkele nuance verloren gaat. En in welke andere taal dan het Esperanto vertaalt men de woordspelingen van Omar Khayyam door equivalente woordspelingen die noch aan het ritme noch aan de originele Persische betekenis te verzaken?


Om literaire teksten in Esperanto aan te vatten heeft een kind niet meer dan zes maand studie nodig. Dat schijnt ongelooflijk want het is voor een Westerling moeilijk een taal te bedenken, die vrij van is van formele complicaties, met een lexicon dat helemaal gebaseerd is op het principe van afleiding. (In Esperanto moet men voor het leren van de woorden jeunesse, rajeunir, rajeunissement, vieux, vieillesse, vieillir, vieillissement, juvénile, sénile, sénilité.., geen nieuwe woordenlijst van buiten leren. Het volstaat de stam jun- 'jong' te leren en daarop de precieze regels toe te passen, zoals in de vervoeging van een regelmatig werkwoord). De ontlasting die dat inhoudt voor het geheugen is misschien onmogelijk te vatten voor wie er geen ervaring mee heeft. Laat ons proberen dat te laten aanvoelen met enkele voorbeelden.


De leerling moet geen woorden leren zoals boulanger, boulangerie ; décoloration, bicolore, monochrome ; meute, chiot, chenil, cynéphale ; couteau, tranche, taille, dépecer ; résidence, domicile, population, peupler, habitable, emménager, déménager, inhabité, aborigène, surpeuplé... Om het equivalente Esperantowoord te kennen van elk van deze woorden volstaat het de stammen te kennen die overeenkomen met brood, kleur, hond, snijden en wonen. Deze stammen laten inderdaad toe door afleiding alleen, ongeveer 75 gewone woorden te vormen.


Teksten uit alle tijdperken en uit alle culturen werden in Esperanto gepubliceerd in uitstekende vertalingen. Het zou kinderspel zijn de beste daarvan in één of twee bloemlezingen te verzamelen, waarin Dante naast Lu-Xin zou staan, Tolstoï naast Sophocles, Madách naast Mickiewicz en Goethe naast Martin Fierro of Ono-na-Kamachi. Allemaal namen, die onbekend blijven voor de huidige humaniorastudent, die opgesloten zit in een enkele cultuur, met in het beste geval een blik op twee of drie grote vreemde literaturen, alsof kleine landen of afgelegen volkeren geen werken van grote waarde zouden voortgebracht hebben ! Al deze schatten komen binnen handbereik van de kinderen in onze scholen, zes maanden volstaan voor hen om er toegang toe te krijgen. Is het dan niet misdadig, die deur gesloten te houden?


Praktische bruikbaarheid


Men zal beweren dat de programma's overbelast zijn en dat Esperanto geen enkel praktisch belang biedt. Voor wat betreft de overbelasting van de programma's is de vraag slecht gesteld: het leren van Esperanto doet veel tijd winnen bij de studie van de moedertaal en andere talen, dode of levende. Het is een stevige fundering voor de latere opbouw. En de ervaring van een eerste aangename taalervaring is voor het kind een zeer reële aanmoediging om aan andere talen te beginnen. Bovendien zal de latere verwerving van een woordenlijst over anatomie, zoölogie en botanica veel vergemakkelijkt worden, omdat de overeenkomstige Esperantostammen uit het Latijn genomen werden.


En dat is niet alles. Toen ik 40 jaar was en terug op de banken van de universiteit om de moderne wiskunde en de formele logica te bestuderen, heb ik verrast vastgesteld dat veel van de problemen die mijn kameraden van 20 hadden mij bespaard bleven dank zij mijn kennis van het Esperanto. Inderdaad, ik ben sedert mijn kindertijd gewend aan het onderscheid tussen de begrippen van tegengesteld en tegenstrijdig die op zichtbare en fonetische wijze in de structuur van die taal verwerkt zitten (ze komen overeen met verschillende voorvoegsels). Voor wie de internationale taal beheerst zijn er ook geen moeilijkheden met het gebruik van de ontkenning in de logica. De zin Tout ce qui brille n'est pas or is een steen des aanstoots voor de studenten die het moeten uitdrukken met de symbolen van de moderne wiskundige logica. Als men het omzet in Esperanto merkt men dat een woordelijke vertaling onjuist zou zijn: ĉio kio brilas ne estas oro betekent "al wat blinkt, is gemaakt uit een andere stof dan goud ", "er bestaat niets blinkends dat zou goud zijn". De juiste betekenis is ne ĉio kio brilas estas oro of ne ĉio brila estas oro, letterlijk "niet al wat blinkt is goud". De gewoonte van de coherentie, die het gebruik van Esperanto eist, is een waardevolle hulp voor de aanwending van het wiskundig logische gereedschap.


Wat het praktische belang in enge zin betreft, als ik terugdenk aan mijn collegejaren, stel ik vast dat Esperanto mij oneindig veel nuttiger geweest is in mijn volwassen leven dan bijvoorbeeld Latijn of meetkunde. Zeker, Esperanto bezit geen enkel officieel statuut, het is niet de taal van de business of van de diplomatie maar het is een taal die gesproken wordt in de hele wereld door gewone mensen. Ook en vooral is het de taal van de menselijke contacten. Van de talrijke Japanse toeristen die Zwitserland bezoeken zijn de Esperantisten de enige die echte contacten hebben met de gezinnen van bij ons.


Als u de toer van de wereld wil doen, neem dan voor u vertrekt de tijd om het jaarboek van de Universele Esperanto-Associatie door te nemen. U zal er de namen van de plaatselijke vertegenwoordigers in vinden. Als u de internationale taal geleerd heeft zal u contact kunnen leggen met een bewoner op elke plaats van uw reisweg; zo zal u bijvoorbeeld een ontmoeting kunnen hebben met (ik citeer uit het jaarboek van 2001): in Port-au-Prince (Haïti), Mw. Christine Théano ; in Ulan-Bator (Mongolië), M. Ganbaatar Deshigsuren ; in Plovdiv (Bulgarie), Mw. Fani Mihajlova, fysica ; in Erevan (Armenie), Mw. Karine Arakejian, ingenieur ; in Necochea (Argentinie), M. Juan Angel Diez, apotheker; in Adélaïde (Australie), M. Robert Felby, gepensioneerde ; in Douala (Cameroun) M. Mboge Mbele, handelsvertegenwoordiger ; in Bagdad (Irak), M. Himyar M. Al-Rashid, vertaler ; in Bangalore (Indie) M. S.S. Pradhan, treinconducteur ; in San Francisco (Verenigde Staten), M. Charles E. Galvin Jr, informaticus... Dat zijn niet alle Esperantisten, die in het jaarboek staan, alleen maar de plaatselijke vertegenwoordigers van de Vereniging, die de verantwoordelijkheid opnemen voor contacten met vreemdelingen. Hun lijst, die gaat van Albanië tot Zimbabwe, beslaat 183 bladzijden in het jaarboek van 2001. Hoeveel niet-Esperantosprekende reizigers kunnen zonder communicatieprobleem in direct contact komen met een inwoner van een land? Esperanto zonder praktisch belang? Kom nou!


Besluit


Is een besluit nodig? De feiten spreken voor zich. Het volstaat ze zonder vooringenomenheid te bekijken om te weten waarop een realistische educatieve actie zich moet richten. En laat ons wantrouwig staan tegenover een eerste irrationele reactie. Er zijn er velen, die vrezen dat het Esperanto iets zou afdoen aan de culturele rijkdom van de wereld, terwijl het niet anders doet dan die in ieders bereik brengen. Als de fotografie uitgevonden werd, heeft men gevreesd dat ze het schilderen en tekenen zou doden en de platenhandel was een moment in paniek toen de eerste bandopnemers hun intrede deden. Is het niet dezelfde, even ongegronde schrikreactie, die hier aan het werk is?


De bijdrage, die Esperanto kan brengen bij de intellectuele, culturele en gevoelsontwikkeling van het kind verdient een diepgaand onderzoek. Enkele jaren geleden zouden de vooroordelen deze studie onmogelijk gemaakt hebben, maar de mentaliteitsevolutie die we tegenwoordig zien gebeuren is zeer bemoedigend. Het grote succes van Esperanto op Internet (zie bijvoorbeeld www.esperanto-panorama.net ; veel discussiegroepen in Esperanto, Het verschijnen van werken die betrouwbare informatie bieden : René Centassi en Henri Masson L'homme qui a défié Babel (2e éd. L'Harmattan, 2002), Georges Kersaudy Langues sans frontière (Autrement, 2002), Claude Piron Le défi des langues : Du gâchis au bon sens (L'Harmattan, 2e uitg. 2001), naast Que Sais-Je ? n° 1511, Pierre Janton, L'espéranto, de belangrijke documentatie toegankelijk op het net, bijvoorbeeld bij http://www.esperanto-sat.info of http://claudepiron.free.fr, voor de literatuur http://donh.best.vwh.net/Esperanto/Literaturo, zijn zeker teken van een meer open houding vanwege het grote publiek.


Het land dat Esperanto zal inschrijven in zijn schoolprogramma's zal aan de spits staan van de pedagogische vooruitgang. Het is een beslissing die moed vraagt: de gemakkelijkheidoplossing bestaat er in zijn ogen te sluiten voor de verhouding tussen de inspanningen gevraagd aan de leerlingen en de voordelen die ze er zullen uithalen eens hun schooltijd achter de rug is. Het is ook een beslissing die geen enkel oordeel vereist over de buitenschoolse waarde van de internationale taal. Muziekpraktijk beginnen leren op een blokfluit betekent niet dat men dit instrument meer acht dan een viool of piano. Het is eenvoudig rekening houden met een pedagogische realiteit. Verdient het Esperanto in het algemene programma niet dezelfde plaats als de blokfluit in het muziekonderwijs? Het is het overwegen waard. Moge deze getuigenis aansporen tot nadenken en het opzoeken van objectieve informatie!


__________
1. In Esperanto kan de eind -o altijd weggelaten worden (de normale vorm is filo, zoon). Het gebruik van deze mogelijkheid, evenals de plaatsomwisseling van het tweede onderwerp, geeft aan de zin een tegelijk dichterlijk en plechtig klimaat dat goed beantwoord aan de originele toon.


Vertaald door Ir Leo De Cooman