Claude Piron

Internationale Communicatie:
Vergelijkende studie te velde uitgevoerd


De auteur Claude Piron is polyglot, vroeger vertaler bij de UNO (Verenigde Naties) en de WHO (Wereld-gezondheids-organisatie), psychotherapeut, erelector aan de Universiteit van Genève van 1973 tot 1994 (psychologie en Opvoedingswetenschappen)


1. De vijf opties
2. Toegepaste criteria

a) Voorafgaande leertijd
b) Voorafgaande investeringen door de Staten
c) Voorafgaande investeringen door de instelling
d) Ongelijkheid en discriminatie
e) Taalkosten van een zitting
f) Productiekosten van de documenten
g) Leveringstermijn voor het bekomen van een document in de verschillende talen
h) Kwaliteitsverlies en vervormingen van de informatie
i) Frequentie en belang van de taalhandicap bij de debatten
j) Taalhandicap bij het lezen
k) Gedwongenheid en onaangenaamheden
l) Waarschijnlijke verhoging van de hinder in de loop van de volgende twintig jaar
m) Terminologische problemen

3. Nota over de vergaderingen in Esperanto
4. Balans van de vier formules
5. Besluit
6. Bibliografie


Onze wereld krimpt in. De internationale uitwisselingen, zowel commercieel als cultureel, ontwikkelen zich met een indrukwekkend ritme en de reizen naar verre landen worden een banale belevenis voor veel mensen, die daar, nauwelijks enkele tientallen jaren geleden, nooit zouden van gedroomd hebben. Overigens gebeuren er gedurig belangrijke volksverhuizingen: vluchtelingen en politiek asielzoekers zijn hoe langer hoe talrijker, evenals de immigranten, die hopeloos een levenspeil zoeken, dat ze kansloos zouden zoeken in hun land van afkomst. Al deze factoren hebben als uitwerking dat ze de taalproblemen scherper stellen. Spijtig genoeg neemt men ze nauwelijks ernstig en vermijdt men tevens de nodige aandacht te schenken aan de erbarmelijke resultaten van het schoolse taalonderwijs. Met uitzondering van de volkeren met germaanse talen, is slechts één procent van de jonge Europeanen op het niveau baccalaureaat in staat zich ongeveer correct uit te drukken in het Engels na zes jaar lang 4 lesuren per week. De overeenstemmende verhouding in Azië is 1 per duizend. Maar deze feiten schijnen de creatieve gedachte niet te prikkelen. Ze worden met een betreurenswaardige gelatenheid aanvaard.


In de internationale organisaties eisen veel afvaardigingen de ontwikkeling van vertaaldiensten, zoals men kan vaststellen in de wandelgangen van de UNO. De druk, die uitgeoefend wordt om het statuut van officiële taal te doen toekennen aan het Japans, Hindi en aan andere talen laten zich met toenemende kracht voelen. In Europa draaien de taalproblemen meer en meer uit op een kopzorg. Ze vormen een tijdbom, zoals Bernard Cassen zei in Le monde diplomatique. Veel landen van midden- en oost-Europa hopen op korte termijn toe te treden tot de Europese Unie en de politici hebben gunstig op hun vraag geantwoord, maar men heeft vermeden de taalproblemen van deze verruiming aan te pakken, alsof de uitdrukking "regeren is voorzien" alle geldigheid zou verloren hebben.


Nochtans is de dag niet ver, waar de verwikkelingen, ongelijkheden en kosten, veroorzaakt door de taalcommunicatie, evenals de ondoeltreffendheid van het taalonderricht, de drempel zullen overschrijden, die de gemeenschap kan dragen. Het huidige document, gebaseerd op de studie van de feiten, heeft tot doel diegenen ter hulp te komen, die zullen geroepen zijn een strategie te bepalen om de moeilijkheden te boven te komen, die binnenkort niet zullen uitblijven.


Er is geen enkele reden om niet ook op het vlak van taalcommunicatie de principes van operationeel onderzoek toe te passen. Het doel is duidelijk: een rechtvaardiger communicatiesysteem opzetten, dat de beste kwaliteit/prijs-verhouding (of doeltreffendheid/kosten) biedt en psychologisch voldoet voor het grootste aantal. Om dit doel te bereiken wedijveren meerdere middelen. Men kan waarnemen hoe ze het in de praktijk doen, volgens een reeks vooraf vastgelegde criteria, en ze vervolgens onderwerpen aan een kwantitatieve analyse, die in staat is hun respectievelijke voor- en nadelen vast te stellen. Feitelijk zijn er in onze tijd talrijke toestanden, waarbij mensen van verschillende talen er toe gedreven worden met elkaar te communiceren. De gelegenheden ontbreken dus niet om waar te nemen hoe ze het doen om de taalbarrières te overwinnen. En er is geen enkele moeilijkheid om een vergelijkende studie op te zetten over de verschillende gebruikte middelen.


De vijf opties


Alleen de systemen, die een precieze en genuanceerde communicatie verzekeren, met een goed intellectueel niveau, zullen in acht genomen worden in de huidige studie. Er bestaan eigenlijk ontelbare situaties, waarbij personen van verschillende taal hun zaak uiteenzetten, zoals het ze lukt: met gebaren, met gezichtsuitdrukkingen, met rudimentair Engels of door te grijpen naar een plaatselijke taal, vervormd en min of meer verkeerd uitgesproken, maar het is hier de plaats niet om die in overweging te nemen. Het zou onmogelijk zijn in een kort artikel rekening te houden met alle taalkundige noden die bestaan op onze planeet. Wij zullen ons dus beperken tot de gevallen, waar het wederzijds verstaan verplichtend zuiver, nauwkeurig, juist en gedetailleerd moet zijn, zoals bijvoorbeeld in het Europees Parlement of de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De taalkundige noden waarmee in deze studie rekening wordt gehouden, zijn deze van de vertegenwoordigers van de Staten, de Europese Volksvertegenwoordigers, de experts, raadgevers en medewerkers van internationale organisaties, gouvernementele en niet-gouvernementele, alsook wetenschappers, specialisten en andere beroepslui, die bijeenkomen in congressen of geroepen zijn ideeën en gegevens uit te wisselen met een hoog niveau van complexiteit.


De onderzoeker, die de ronde van deze situaties doet, waar zich een internationale communicatie voordoet, zal gauw genoeg vaststellen dat er op vandaag maar vijf methodes in gebruik zijn. Het zijn, volgens orde van grootte op wereldschaal:


1) het systeem toegepast door de UNO, de meeste internationale organisaties en de zeer talrijke niet-gouvernementele en andere internationale organisaties: een beperkt aantal talen met simultaanvertaling van mondelinge uitwisselingen en vertaling van de documenten;


2) het systeem toegepast door vele multinationals: alle deelnemers gebruiken eenzelfde nationale taal, in het algemeen het Engels;


3) het systeem van de Europese Unie: de taal van elke lidstaat wordt aanvaard met simultaanvertaling van de tussenkomsten en vertaling van de documenten;


4) het systeem van de organisaties die een interetnische taal gebruiken, die nooit de taal geweest is van een bepaald volk (Swahili, Esperanto); voor het gemak zal hierna alleen de taalkundige werking van de Esperantosprekende verenigingen in beschouwing genomen worden.


5) het systeem, genoemd "Zwitsers" of "Scandinavisch": iedereen gebruikt zijn moedertaal en er is geen nood aan vertalers of tolken omdat alle deelnemers alle gebruikte talen verstaan. Deze methode, in gebruik bij vergaderingen van de Scandinavische Luchtlijnen, wordt vaak toegepast in Zwitserland in intellectuele milieus. Tot in de jaren 50 was dit het enige systeem dat door het Zwitserse Parlement gebruikt werd, waar iedereen verondersteld werd Duits, Frans en Italiaans te verstaan.


Dit laatste systeem zal niet in overweging genomen worden omdat het maar toepasselijk is in bepaalde culturele middens. Het beantwoordt niet aan de communicatienoden, die op wereldschaal waarneembaar zijn of zelfs op een beperkt territorium, zoals dat van de Europese Unie. Het is maar denkbaar als het aantal talen beperkt is tot drie of vier, als de afstand tussen de culturen niet te groot is en als het opleidingssysteem ruim tijd besteedt aan het taalonderwijs.


Toegepaste criteria


Het essentiële van dit artikel zal gewijd zijn aan de criteria die toelaten vast te stellen hoe elk van de vier weerhouden systemen zich situeert ten overstaan van zijn mededingers. De hierna opgesomde criteria zouden een goed algemeen idee van de situatie moeten geven.


a) Voorafgaande leerduur


Het taalsysteem van de Europese Unie is het enige dat geen voorafgaande taalkennis oplegt aan de deelnemers, tenminste als men zich beperkt tot de vergaderingen, die kunnen genieten van tolken en vertaling. In de drie andere formules is taalkennis nodig voor tenminste een aantal van de deelnemers. In het systeem "multinationals" zal dat het geval zijn voor allen, wiens moedertaal niet het Engels is, en in het systeem "UNO" voor de meeste deelnemers, aangezien werktaal en moedertaal maar samenvallen voor een minderheid. In het systeem "Esperanto" zal iedereen een communicatietaal moeten geleerd hebben. Weliswaar bestaan er kinderen, die Esperanto als moedertaal hebben, maar ze zijn zo weinig talrijk dat ze in de praktijk een verwaarloosbaar aantal betekenen.


In de gangen van de Europese Unie spreekt men meer en meer over de problemen, waaraan men het hoofd zal moeten bieden als personen met talen als Sloveens, Tsjechisch, Maltees, Hongaars, Slovaaks, Pools, Serbo-Kroatisch, Ests, enz. aan het leven van de instellingen zullen deelnemen. Een van de opties die vaak genoemd worden is de vermindering van het aantal werktalen. Als deze formule zou aanvaard worden zou de Europese Unie haar voordeel verliezen voor het onderzochte criterium: deelnemers aan vergaderingen en opstellers van documenten zouden in dezelfde toestand komen als bij de UNO, ze zouden hun taken niet kunnen vervullen zonder voorafgaand taalonderwijs.


In tegenstelling met wat vaak gedacht wordt, vraagt het beheersen van een vreemde taal een enorme investering in tijd en geestesenergie. Voor iemand die geroepen wordt deel te nemen aan delicate onderhandelingen, of zich uit te drukken op de tribune van een Parlement of Algemene Vergadering, is het niet voldoende zich te doen verstaan, er is een uitdrukkingsvaardigheid nodig die toelaat te overtuigen, te argumenteren, op staande voet te antwoorden, diegenen, waar men zich toe richt te raken, terwijl men het risico vermijdt zich belachelijk te maken. M. Cornelio Sammaruga, voorzitter van het Internationale Comité van het Rode Kruis heeft zich op zeker ogenblik belachelijk gemaakt toen hij, doelend op de afgevaardigden van de CICR, verspreid over de wereld uitsprak: “Nos délégués sont des zéros" (1) (in plaats van, natuurlijk, de héros). (Vertaald: "onze afgevaardigden zijn nullen", in plaats van "helden"). De man woont in een Franstalige regio en werkt vooral in het Frans sedert vele jaren, hij beheerst deze taal veel beter dan een gemiddeld diplomaat. Het feit dat een man van deze klasse er niet in slaagt sommige taalkundige misstappen te vermijden onderstreept de grootsheid van de taak een vreemde taal te beheersen op het niveau dat wenselijk is in de internationale betrekkingen. Evenzo toen in de UNO een vertegenwoordiger, die zich in het Frans uitdrukte een lange toespraak hield terwijl hij gedurig de uitdrukking "la politique du Cuba" gebruikte, heeft hij de Franstalige delegaties leuk geamuseerd; het was zijn enige fout, maar toegevoegd aan zijn accent was ze potsierlijk. In de politiek kan men zich nu eenmaal niet veroorloven belachelijk te zijn. In situaties als deze herinnert men zich niet wat de persoon gezegd heeft, maar de manier waarop. Het feit dat na 2000 uur studie van een taal, gevolgd door vier maal zoveel uren praktijk,het niet uitgesloten is in zulke val te trappen, zegt genoeg over de taak zich publiek uit te drukken in een vreemde taal. Onze moedertaal is ingeschreven in ons neuraal systeem, zoals de bewegingspatronen in de rechterhand van een rechtshandige. Zich uitdrukken in een vreemde taal is het equivalent van gedwongen te zijn, als men rechtshandig is, alles met de linkerhand te doen.


Men beheerst een vreemde nationale taal niet op het niveau dat vereist is in internationale middens in minder dan 10000 uren studie en praktijk. (2) Esperanto is een apart geval voor wat betreft de snelheid van aanleren: een beheersingsniveau wordt bereikt na gemiddeld 150 tot 200 uur (zie de uitleg die verder gegeven wordt naar aanleiding van criterium l).


b) Voorafgaande investeringen door de Staten


Het eerste criterium dat we gezien hebben betreft de personen die geroepen worden zich uit te drukken of documenten voor te leggen in internationale instellingen. Maar het voorafgaand leren van talen, dat daartoe vereist is, zou onmogelijk zijn zonder een investering door de Staat. Het onderwijs van talen vereist in de hele wereld een enorme investering, zowel in tijd als in geld. Als de organisatie van dit onderwijs onmisbaar is om een doeltreffende vertegenwoordiging van een Staat of een partij te verzekeren op internationale schaal, vertegenwoordigt ze een in rekening te brengen factor. Het systeem "Europese Unie" en, in de tegenwoordige stand van zaken, het systeem "Esperanto" vertegenwoordigen in dit opzicht een enorme besparing voor de Staten. Maar als men morgen de Finse of Griekse Europarlementariërs zou verplichten zich in het Engels of Frans uit te drukken, zullen hun landen bedragen moeten investeren in het taalonderwijs, die duidelijk belangrijker zijn dan vandaag. Ze zullen feitelijk een hoger taalniveau moeten verzekeren bij een ruim deel van de bevolking om alle ernstige minderwaardigheid te vermijden bij hun vertegenwoordigers of de verkozenen van hun verschillende partijen, in vergelijking met hun soortgenoten van landen met een "machtige taal".


c) Voorafgaande investeringen van de instelling


Twee van de bestudeerde taalsystemen dwingen tot specifieke investeringen, waarvan de andere systemen vrijgesteld zijn. De internationals die maar één enkele taal gebruiken besparen op een aantal taalkundige prestaties (ten minste wat betreft hun interne werking; de relaties tot het publiek en de publiciteit vallen buiten het kader van de huidige studie). Zo is het ook voor de Esperantosprekende verenigingen.


Beroep doen op vertalers en tolken brengt een belangrijke verhoging van het personeelsaantal mee, evenredig aan het aantal gebruikte talen. Deze verhoging maakt een zeker aantal investeringen noodzakelijk. Men kan als volgt de sectoren samenvatten waar investeringen zullen nodig zijn vooraleer dit taalregime kan van toepassing worden (of, in geval van verhoging van het aantal talen, van het nieuwe taalregime):


- rekrutering en vorming van het taalkundig personeel;


- aanpassing van de zalen voor het gelijktijdig gebruik van verschillende talen (als het huidige systeem van de Europese Unie behouden wordt bij de aansluiting van nieuwe landen zal men aan elke zaal tenminste een half dozijn tolkencabines moeten toevoegen; het aantal te voorziene verbindingen tussen deze cabines enerzijds, de micro's en de koptelefoons van de deelnemers anderzijds, zullen alle mogelijke combinaties van talen moeten dekken);


- organisatie van een dactylografische dienst voor elke taal, met al wat dat inhoudt: rekrutering van het personeel, aankoop van computers en aangepaste programmatuur voor tekstverwerking, fotokopiëermachines, printers, diverse leveringen;


- hulpdiensten voor de vertalers: bibliotheken (met een voorraad technische woordenboeken en basisboeken in elke taal), referentiediensten, terminologische diensten, inrichten van computerbestanden, toegang tot de gegevensbanken, enz.;


- voorzien van burelen voor de dactylografische en vertaal-diensten met alle kosten die daarbij horen (meubilering, verwarming, telefoon, elektriciteit, liften, diensten voor aanbrengen van de documenten, hetzij door personen, hetzij door een pneumatisch systeem, enz.), lokalen voor het klasseren van de documenten in alle gebruikte talen, kantine of cafetaria;


- deel van de administratieve uitgaven imputeerbaar op het bestaan van de taalkundige diensten; bijkomende bewakers en bodes, bijkomende agenten ten dienste van het personeel, in de boekhouding, in de sociale en medisch-verplegende dienst, in de dienst conferenties, en, als het van pas komt (zoals in de instellingen van het net van de Verenigde Naties), in de reisdienst.


d) Ongelijkheid en discriminatie


Bepaalde taalsystemen zijn discriminerend, andere niet. Als de enig gebruikte taal het Engels is, zoals in het systeem "multinationals" genieten de personen, van wie dat de moedertaal is, een taalvoordeel ten overstaan van hun collega's, die in het nadeel zijn, gewoon door het feit van hun afkomst.


Het meest discriminerende systeem is dat van de UNO en de instellingen of verenigingen die een gelijkaardig taalregime toepassen. Bij de UNO kan een Belgisch afgevaardigde met Frans als taal zijn eigen taal spreken. Zijn Vlaamse collega heeft dat recht niet. Een Syriër, een Argentijn, een Chinees kunnen zich uitdrukken met alle welsprekendheid en alle overredingskracht, die de moedertaal toestaat, maar dit recht wordt ontzegd aan de Afgaan, de Braziliaan, aan de Japanner. Voor de landen, wier taal geen enkel statuut heeft, maakt elke toelating van een nieuwe taal de ongelijkheid nog erger, vermits ze het aantal mogelijke tegenstanders verhoogt, die beter gewapend zijn dan zij om hun standpunt naar voor te brengen. Bovendien wordt dit relatieve verlies van invloed gefinancierd door de staten, die zelf slachtoffer zijn van de onrechtvaardigheid. Het bijvoegen van een nieuwe werktaal gaat in feite gepaard met een algemene verhoging van het budget, aan welker financiering ze deelnemen in dezelfde verhouding als voorheen. Het idee de bijdragen aan de financiering van de instelling te pondereren in functie van de verhoging of verlaging van de macht, te wijten aan het taalregime, werd blijkbaar nog nooit naar voor gebracht.


In de Europese Unie kan het huidige systeem beschouwd worden als gelijkheid verzekerend tussen de volkeren. Nochtans moet enig voorbehoud geformuleerd worden.


Enerzijds gebruikt men op het niveau secretariaat nauwelijks talen zoals het Nederlands, Grieks, Portugees of Fins. Sommige talen zijn dus "meer gelijk dan andere", hetzij wanneer het er op aankomt een post van Europees ambtenaar te bekomen, hetzij wanneer een burger of parlementair zich in verbinding moet stellen met de administratie.


Anderzijds, omdat er nauwelijks tolken bestaan, die in staat zijn te werken voor bepaalde combinaties van talen zoals Portugees-Grieks, Deens-Portugees, Nederlands-Fins, enz. neemt men voor deze talen zijn toevlucht tot het systeem van relais of scharniertaal: de tolk schakelt in op de Engelse cabine en geeft in zijn taal weer, niet de oorspronkelijke redevoering die hij niet verstaat, maar de vertaling ervan in het Engels. Nu, volgens een studie uitgevoerd door de UNO over de werking van haar eigen taaldiensten, "in de wetenschappelijke vergaderingen is het verlies aan informatie, te wijten aan het "relais" minstens 50%". (3)


De vertegenwoordigers van de verschillende landen staan dus niet op voet van gelijkheid, vermits een Portugees, een Fin, een Deen, een Griek, morgen misschien een Hongaar of een Sloveen, minder kansen hebben correct en volledig begrepen te worden dan de deelnemers aan de debatten, die een meer courante taal gebruiken. Elke vertolking brengt een verlies en een vervorming van een een deel van de informatie met zich. Als er dubbele vertolking is, worden deze fouten met 2 vermenigvuldigd. (XXX Opmerking van de vertaler: zou dit niet eerder een vermenigvuldiging van de juistheidsverhoudingen zijn, dus nog erger? XXX)


Derde voorbehoud: de dienst gedeponeerde merken, waarvan de zetel in Madrid is, gebruikt niet alle talen van de lidstaten van de Unie.


Het probleem van de ongelijkheid, tegenwoordig van minder belang in de Europese Unie, zal daar even groot worden als bij de UNO, als men daar op een dag zou beslissen het aantal talen te beperken.


De formule "Esperanto" vermijdt elke discriminatie: iedereen gebruikt een taal, die hij heeft moeten leren in een beperkte tijd en ongeveer dezelfde, welke ook zijn moedertaal zij. Doordat niemand de taal gebruikt als taal van zijn land of zijn taalgebied, krijgt niemand taalvoordeel door het simpele feit, dat hij tot een bepaald volk behoort. Het voordeel van Esperanto werd reeds onderstreept in de Volkerenbond:


"In het Secretariaat van de Volkerenbond hebben wij het voorbeeld onder ogen gehad van de internationale Conferentie van Schooloverheden, waarvan de debatten in Esperanto verliepen. (...). Wat vooral indruk maakt is het karakter van gelijkheid dat aan een dergelijke vergadering het gebruik van een gemeenschappelijke taal geeft, die iedereen op gelijke voet zet en die aan een afgevaardigde van Peking of van Den Haag toelaat zich met evenveel kracht uit te drukken als zijn collega's van Parijs of Londen". (4)


Waarnemingen van de internationale vergaderingen en congressen tonen aan dat er een correlatie bestaat tussen het recht zijn moedertaal te gebruiken en de frequentie van het woord te nemen. Diegene die niet het recht heeft zijn eigen taal te gebruiken komt minder vaak tussen in een debat. Er zijn maar twee middelen om de personen van verschillende landen op voet van gelijkheid te plaatsen:


a) dat iedereen zijn moedertaal mag gebruiken,


b) dat niemand zijn moedertaal mag gebruiken.


Er bestaat dus, in theorie, naast de formule "Europese Unie" en de formule "Esperanto" een derde optie, die discriminatie vermijdt: het aannemen van slechts enkele talen, maar gekoppeld aan het verbod voor iedere spreker of opsteller zich in zijn eigen taal uit te drukken. In dit systeem, indien de Unie zich voor de werktalen zou beperken tot het Engels, Frans en Duits zouden de personen met Engels, Frans en Duits als voertaal gehouden zijn zich uit te drukken in een andere taal dan de hunne, om niet van een privilege te genieten ten overstaan van hun "minder gelijke" collega's. Deze formule, die het evenwicht zou herstellen, heeft weinig kans weerhouden te worden, de machtsposities zijnde wat ze zijn.


e) Taalkosten van een zitting


De bijzonderste kosten imputeerbaar op de taalcommunicatie gedurende een zitting zijn die van de vertolking. Het gaat essentieel over de lonen van de tolken en van de technieker. Het spreekt vanzelf dat, hoe hoger het aantal gebruikte talen is, hoe hoger de taalkosten van een zitting zal zijn. Eigenlijk is het afstand tussen de Europese Unie en de andere internationale entiteiten op dat vlak enorm. De systemen "multinationals" en "Esperanto" brengen op dat gebied geen enkele uitgave mee.


f) Productiekosten van de documenten


Hoe meer werktalen, hoe duurder de productie van de documenten wordt. Deze kosten omvatten essentiëel de lonen van de vertalers, revisors, terminologen, bibliothecarissen, referendarissen (waar er zijn, zoals bij de UNO) en typisten enerzijds, de leveringen en andere hernieuwbare uitgaven anderzijds (papier, afschrijving van computers, elektriciteit, telefoon en fax, onderhoud van de lokalen, aanvoer van de documenten, enz.).


Een feit dat meestal miskend wordt buiten de vertaaldiensten is, dat de vertaler dikwijls detectivewerk moet doen. Zeer dikwijls vat een woord verschillende informatie-eenheden samen, maar de verschillende assen, die zich zo verenigen verschillen van de ene taal tot de andere. De woorden "his secretary" in het Engels geven geen enkele inlichting over het geslacht van de persoon waarover het gaat, maar verklappen wel dat hij of zij werkt voor een man. In het Frans is dat net andersom: "son secrétaire" of "sa secrétaire" tonen ons van welk geslacht de bediende is, maar zeggen niets over dat van de baas. Welnu, het is onmogelijk dergelijke uitdrukkingen correct te vertalen zonder dit detail te kennen. De voornamen kunnen helpen, maar niet altijd, vooral wanneer het over een verre cultuur gaat. Tan Buting, secretaris, is dat een man of een vrouw? Men kan deze woorden niet vertalen zonder opzoekingen te doen. In veel landen wordt een vergissing bij het toekennen van het geslacht aangevoeld als een grove belediging. En de voornaam is overigens niet altijd beschikbaar. Evenzo is het onmogelijk de uitdrukking "to develop an industry" naar de meeste talen te vertalen, zonder zich te documenteren over de economische situatie van de betrokken streek, omdat de Engelse uitdrukking twee betekenissen kan hebben: "een industrie creëren" of "een bestaande industrie ontwikkelen". De vertaler moet opzoekingen doen om te weten wat er van is, wat het belang verklaart van de computer, de telefoon, de fax en van een goede bibliotheek voor zijn werk.


Terloops zij nog gezegd dat de noodzaak voor een vertaler een antwoord te vinden op niet taalkundige vragen een van de reden is voor dewelke computervertaling nogal denkbeeldig is. Negentig procent van de tijd van een vertaler wordt besteed aan opzoekingen zonder betrekking op de talen. Wat een computer zou kunnen doen op vlak van vertaling, kan door een menselijke vertaler gedaan worden in zeer weinig tijd, dat vertegenwoordigt ongeveer tien procent van zijn werkdag. Maar de opzoekingen, die een correcte vertaling vereist, vragen een vernuftigheid en handigheid, die de mogelijkheden van het beste netwerk van artificiële intelligentie te boven gaan.


De te vertalen documenten zijn van allerlei slag. Er is de correspondentie. In alle veeltalige systemen komt een groot aantal brieven binnen in een taal die de bestemmeling of de ambtenaar, die opdracht heeft de vragen te beantwoorden, niet verstaat. De andere te vertalen documenten zijn:


a) de basisdocumenten, zoals in de Europese Unie het Verdrag van Maastricht; deze categorie omvat de juridische en reglementaire teksten, die het leven van de instellingen beheersen;


b) de processen-verbaal en verslagen van zittingen, evenals de voorgestelde ontwerpresoluties en de door de beslissingsorganen aangenomen resoluties;


c) de periodieke rapporten (bijvoorbeeld, in het systeem van de Verenigde Naties en in de Europese instellingen, de rapporten over de economische, sociale, culturele, educatieve en sanitaire toestand);


d) de studies en rapporten van de opzoekingen, waarvan een orgaan van hoog niveau de voorbereiding heeft opgedragen aan het secretariaat;


e) de voortgangsrapportage over de ondernomen projecten;


f) de contracten;


g) de uitgewerkte ontwerpdocumenten voor de beperkte comités of werkgroepen.


De kosten van de documenten is functie van het rendement van de vertalers. Ongelukkig is het praktisch onmogelijk zich een precies idee te vormen over het gemiddelde rendement omdat de statistieken in het algemeen opgesteld zijn om de zwakke productiviteit van de diensten te verdoezelen. Bijvoorbeeld een document van 50 bladzijden, teruggezonden aan een vertaaldienst om tien correcties van een woord in te lassen zal ingeschreven worden op de ingangssteekkaart met zijn totaal aantal bladzijden: het werk zal uitgevoerd worden in enkele minuten, maar de dienst zal 50 bladzijden in de statistieken inschrijven. Die kleine regelingen zijn zonder twijfel onvermijdelijk want op geen enkel niveau heeft een instelling er belang bij dat de buitenwereld weet hoeveel de veeltaligheid echt kosten. De secretaresse die op die manier de cijfers opkrikt is verzekerd van straffeloosheid.


Een gewetensvol vertaler kan op correcte manier nauwelijks meer vertalen per dag dan vijf of zes bladzijden A4 met dubbele interlinie. Bij de UNO heeft de snelste vertaaldienst, de Engelse, een gemiddeld rendement per vertaler van 2331 woorden per dag (6,6 bladzijden van 32 lijnen, of 4 blz. van 52 lijnen), de Chinese afdeling, de minst snelle, heeft een gemiddeld rendement van 834 woorden (het gaat altijd over woorden van de oorspronkelijke tekst), het gemiddelde komt overeen met de Franse afdeling: 1517 woorden (2,65 bladzijden met simpele interlinie of 4,3 standaard bladzijden). (5)


Het cijfer van 7000 woorden per vertaler en per dag, vermeld in de pers voor de Raad van Ministers van de Europese Unie, (6) is onwaarschijnlijk voor wie vertaaldiensten van binnenuit kent. Dit cijfer is maar mogelijk mits een zo lamentabele kwaliteit, dat, als het juist was, de tekst feitelijk onbruikbaar zou zijn en het geld zonder meer weggegooid. Het is inderdaad waar, dat dit kan gebeuren: de eerste versie van het Verdrag van Maastricht, een document met aanzienlijke lengte (253 blz.) en van uitzonderlijk belang, omdat het de organisatie van de Europese Unie vastlegde en waarvan alle burgers van de lidstaten geroepen waren te stemmen of ze het aanvaardden of verwierpen, is moeten in ijltempo teruggehaald worden uit boekerijen en bibliotheken omdat de inhoud verschilde van de ene taal tot de andere. Men heeft het werk van nul moeten herbeginnen en de tekst moeten laten herdrukken. (7) De kosten van dit dubbele werk werden nooit onthuld voor het publiek.


De vertaling kost veel. In het net van instellingen van de Verenigde Naties kwam de vertaling in zeven talen reeds in 1978 (zonder de "algemene kosten": kantoorruimte, elektriciteit, papier, enz.) op 1698 US-dollar per 1000 woorden, (8) hetzij meer dan anderhalve dollar per woord. Dit cijfer, zeker lager dan de tegenwoordige kosten, schijnt veel realistischer dan die van 0,36 dollar per woord aangegeven in de pers voor de Europese Unie. (9) Volgens de bron, waaruit dit laatste cijfer gehaald werd, zou de Europese Unie 3 150 000 woorden per dag vertalen: de vertaling zou daar dus komen op 1 134 000 dollar per dag.


g) Leveringstermijn voor het bekomen van een document in de verschillende talen


In een meertalige instelling moeten de documenten vertaald worden en dat neemt tijd. Deze factor wordt ook in rekening gebracht bij de analyse van de verschillende formules.


Bij de UNO en in de instellingen, die er aan verbonden zijn vraagt de vertaling in zes talen van een origineel van 25 bladzijden met enkele interlinie (14 000 woorden) 36,9 werkdagen voor de vertaling en 22,9 voor de revisie. (10). Als men daaraan de tijd voor het typen toevoegt, die nodig is voor het bekomen van een definitief document, komt men aan een termijn van 98,8 werkdagen. Natuurlijk betekent dat niet dat het document maar na een honderdtal dagen zal beschikbaar zijn; de vertalers van de verschillende talen werken parallel en de dringende teksten worden altijd verdeeld over verschillende vertalers, zoals men dat ten andere zou doen voor een merkelijk veel langere tekst dan in dit voorbeeld. Het typewerk wordt ook parallel uitgevoerd in de verschillende versies. Het is nochtans nuttig bewust te zijn van het belang van de menselijke inspanning, die geïnvesteerd wordt in een resultaat van middelmatige kwaliteit: een honderdtal werkdagen om, vaak op onvolkomen manier, de inhoud van slechts 25 bladzijden mee te delen, dat is niet niets. Het is niet te verwonderen dat de vertaaldiensten er geen zin in hebben nauwkeurige statistieken te verstrekken.


Volgens onze bron te oordelen: als de tekst niet dringend is zal men 24 dagen nodig hebben om de tekst in alle talen ter beschikking te hebben. Als de tekst dringend is zal men hem onderverdelen in verschillende stukken en zal hij klaar zijn in ongeveer zes dagen.


Omdat deze termijnen het resultaat zijn van de aard zelf van het werk, mag men veronderstellen dat de cijfers analoog zijn bij de Europese Unie.


In de formules "multinationals" en "Esperanto" is het document ter beschikking onmiddellijk bij het einde van het opstellen, aangezien het niet nodig is andere versies te maken dan het origineel.


h) Verliezen en vervormingen van de informatie


Er is maar communicatie als de luisteraar van een redevoering of de lezer van een document een exacte versie ontvangt van wat de spreker of auteur gezegd heeft. Het feit over te gaan van één taal naar een andere brengt in het algemeen een verschuiving teweeg tussen wat het origineel uitdrukt en wat werkelijk overgebracht werd. In de eentalige systemen ("multinationals" en "Esperanto") zijn verliezen en vervormingen niet-bestaand, omdat lezers en luisteraars alleen met originelen te maken hebben. Als er twijfel of misverstand is, ligt dat niet aan het taalregime maar aan een onvoldoende talenkennisniveau bij de betrokkene.


Integendeel, zodra er overgang is van één taal naar een andere (vertolking of vertaling), zoals in de systemen "UNO" en "Europese Unie", verveelvoudigen de kansen op fouten. Men heeft hoger gezien dat in de tolkmethode met relais of scharniertaal het informatieverlies kon oplopen tot 50%. Zelfs als het tolken rechtstreeks van de brontaal naar de doeltaal gebeurt, is een verlies van 10% en een vervorming van 2 tot 3% als normaal te beschouwen. De voorwaarden van simultaanvertaling zijn van die aard dat het menselijk onmogelijk is de uitgesproken rede perfect weer te geven. De tolk moet niet alleen een goede uitspraak hebben, een goede beheersing van de verschillende talen, waarin hij werkt, een snelle geest en een goed gehoor, maar bovendien voldoende afweten van het domein, waarover het gaat om het debat echt te kunnen volgen. Dergelijke combinatie van bevoegdheden is dan ook zeldzaam. Vandaar een groot deel middelmatige tolken:


"De toename van het aantal veeltalige conferenties en hun groeiende complexiteit, zoals men dit de laatste jaren heeft kunnen waarnemen (...), had als effect een toenemende vraag naar taalkundig personeel gehad en heeft er zo dus de ontoereikendheid van laten groeien in verhouding tot de noden. Met min of meer nadruk, al naar de instelling, zijn de organisaties, die geantwoord hebben op de huidige rondvraag eensgezind om te verklaren dat het hoe langer hoe moeilijker is bekwame tolken en vertalers te rekruteren. Een grote instelling onthult dat "het al altijd moeilijk was voldoende gekwalificeerd personeel te vinden; maar de laatste jaren, met het toenemend aantal vergaderingen in alle organisaties en het gemis aan coördinatie ertussen, is het probleem dikwijls geweest een voldoende aantal conferentie-tolken of vertalers te vinden, ongeacht hun competentie"." (11)


"Meerdere organisaties onderstrepen de taalproblemen die voortkomen uit het gespecialiseerd karakter van een groot aantal onderwerpen, behandeld bij die vergaderingen (...). In een technische instelling worden de uiteenzettingen meer en meer gespecialiseerd en lastig door het feit van de constante vooruitgang van de wetenschap en de toepassingen. Zelfs in een niet-technische context houden problemen van technologie niet op zich te stellen en enkel een hooggekwalificeerd personeel is in staat ze op te lossen. Deze factoren voegen zich bij de moeilijkheid, die er is om bekwaam taalkundig personeel te rekruteren." (12)


Wat de geschreven vertaling betreft, ook zij laat een zeker aantal fouten passeren, al was het maar omdat de vertalers vaak onder druk werken. Hetgeen gezegd werd over het Verdrag van Maastricht toont aan dat zelfs de belangrijkste teksten niet vrij zijn van misvormingen. Het Handvest van de Verenigde Naties geeft een ander voorbeeld. Waar in het Engels artikel 33 gaat over “any dispute, the continuation of which is likely to endanger the maintenance of international peace and security”, gaat het in het Frans over “tout différend dont la prolongation est susceptible de menacer le maintien de la paix et de la sécurité internationales”. Doordat het Spaans, dat het woord "tout, any" weglaat: “una controversia cuya continuación sea susceptible de poner en peligro”...), voorziet het Frans een simpele mogelijkheid, waar het Engels spreekt van waarschijnlijkheid, wat wel verschillend is (Webster definieert "likely" door “of such a nature or so circumstanced as to make something probable”). De nuance is van belang als men overweegt dat het deze uitdrukking is, die bepaalt of de Veiligheidsraad al dan niet moet betrokken worden bij een geschil. De andere authentieke teksten verhelderen de taak van de Raad niet: de Russische gebruikt de uitdrukking "moglo by", wat betekent "zou kunnen". Wat de Chinese tekst betreft, die gebruikt het woord "zuyi", wat betekent "voldoende voor". De verschillende versies van deze tekst, alle even authentiek, vertonen een gamma van voldoende tot waarschijnlijk over mogelijk.


Als zelfs de juridische teksten van dergelijke draagwijdte fouten of dubbelzinnigheden bevatten, wat kan dan gezegd worden over minder belangrijke teksten! Zijn deze onvolkomenheden aanvaardbaar, als we de indrukwekkende kosten van de vertaling voor ogen hebben? Een document van de Europese Unie spreekt over « avions sans pilote qui prennent pour cible les centrales nucléaires » (vertaald:"onbemande vliegtuigen, die de kerncentrales als doel nemen") waar het volgens het origineel in feite gaat over vliegtuigen, die kerncentrales op automatische piloot overvliegen. (13)


Een dergelijke fout, potentieel gevaarlijk, zou kunnen verklaard worden door het relaissysteem. In feite wordt dit systeem, hoger vermeld ter gelegenheid van tolken, eveneens gebruikt bij de vertaling van teksten. Bij de Europese Unie is een vertaling uit het Grieks naar het Fins of uit het Deens naar het Portugees, in feite de vertaling van een Engelse of Franse versie. Deze manier van werken zal meer en meer gewoon worden als talen zoals het Hongaars, Ests en Tsjechisch zullen gebruikt worden, wat een vermeerdering van het aantal vertaalfouten zal meebrengen. De verhouding rendement/kosten evolueert dus in ongunstige zin naargelang het aantal talen toeneemt: hoe meer talen, hoe hoger de kosten en hoe lager de doeltreffendheid.


i) Frequentie en belang van de taalhandicap gedurende de debatten


De uitdrukking "taalhandicap" tekent hier het geheel van elementen, die te maken hebben met de gebruikte taal en die de vlotheid van uitdrukking, mondeling of schriftelijk, hinderen. Anders gezegd, hoe groter de taalhandicap, hoe minder gemak. Wie zich in zijn moedertaal uitdrukt kent geen taalhandicap. Daarentegen, wanneer de betrokkene de gebruikte taal niet perfect beheerst, zoekt hij zijn woorden, vervangt het overeenkomstige woord of concept door een minder geschikte term, maar waarvan hij grammaticaal zeker is, drukt zich uit in hardere termen dat hij zou doen in zijn eigen taal, verzaakt aan een zeker aantal nuances, soms zeer belangrijke, en zijn redevoering heeft veel minder overtuigingskracht dan wanneer hij zich in zijn moedertaal zou uitdrukken. Vaak heeft hij bovendien een accent, dat tot verwarring kan leiden bij de luisteraars of hem belachelijk maken (zeggen “My Government sinks”, "Mijn Regering zinkt" waar men meent te zeggen “My Government thinks”, "Mijn Regering is van mening..." is het feit van een taalhandicap, die per definitie bespaard blijft aan wie zijn moedertaal gebruikt).


Het Europees Parlement heeft de enorme moeilijkheid erkend, die er in bestaat de taal van een ander volk te gebruiken:


"Gelijk wie zich de moeite getroost heeft een vreemde taal te leren weet dat de echte veeltaligheid een zeldzaam ding is. In algemene regel is de moedertaal de enige, die men beheerst in al haar nuances. Geen enkele twijfel dat men politiek sterker staat als men spreekt in zijn eigen taal. Zich uitdrukken in zijn eigen taal levert een voordeel op tegenover wie willens nillens een andere taal moet gebruiken." (14)


In deze omstandigheden begrijpt men gemakkelijk dat, toen de Franse minister, afgevaardigde voor Europese zaken, de heer Alain Lamassoure, op 14 december 1994 aankondigde dat Frankrijk zou profiteren van zijn voorzitterschap van de Unie om voor te stellen "het instellen van een regime van vijf werktalen", de reactie onmiddellijk kwam. De Griekse regering heeft krachtig geprotesteerd; wat de pers van Athene betreft, ze is zover gegaan te wijzen op "een Europa met twee snelheden zelfs voor de talen". (15) Als men de eisen van rechtvaardigheid en democratie ernstig neemt, is de taalhandicap zeker de belangrijkste factor die in acht moet genomen worden bij elke studie die de vergelijking maakt in de praktijk van de verschillende mogelijke opties.


Deze handicap is bijzonder belangrijk bij het systeem "UNO", waar de meerderheid van de afgevaardigden zich moet uitdrukken in een vreemde taal. De taalhandicap bestaat niet, op vandaag, bij de Europese Unie, maar als men, zoals velen het voorstellen, het aantal werktalen vermindert, zal hij een zeker percent deelnemers aan de debatten treffen.


De taalhandicap maakt deel uit van het domein van de neuropsychologie. Hij wordt veroorzaakt door al wat het normale spel van de neurale instroom hindert, die een idee wil uitdrukken. Elke taal vertegenwoordigt een netwerk van complexe programma's, in de informatica-betekenis van het woord, vaak met inhibitie door tegenwerkende onderprogrammas. Als men aan personen, die verschillende jaren Engels geleerd hebben, vraagt hoe je "schapen" zegt, antwoorden negen op tien "sheeps", in plaats van de correcte vorm "sheep". De fout komt daarvan, dat het woord "sheep", schaap, normaal het onderprogramma "het algemeen programma niet toepassen: "meervoud --> +S" ". Maar de grote meerderheid van mensen, die Engels leren (of eender welke andere taal) komen er niet toe in hun hersenstructuur het verschrikkelijke aantal onderprogrammas te bouwen, die men er zou moeten installeren om zich correct uit te drukken in een taal, die niet deze van de onmiddellijke omgeving is.


Deze complexiteit is de reden waarom een minimum van 10000 uur studie en praktijk nodig is om een nationale taal te beheersen. De lezer die twijfelt aan de juistheid van dit cijfer wordt uitgenodigd de taal te observeren van een kind van zes of zeven jaar, dat zich in zijn eigen taal uitdrukt. Hoewel het meer dan 10000 uur onderdompeling in zijn moedertaal achter zich heeft, maakt het nog tal van fouten. Zijn taal bevat tal van vormen als (XXX de vertaler neemt hier de originele Franse vormen over XXX) "vous disez, s'il voudrait, plus bon, une chevale (merrie), la jouetterie (magasin de jouets: speelgoedwinkel)". Bij een kleine Amerikaan van dezelfde leeftijd vindt men vormen als "I comed (ipv. I came), foots (ipv. feet), it's mines (ipv. it's mine), when he'll go (ipv. when he goes)". Zowat 10000 uur volstaan niet om een goed gebruik te leren. Nu, het zou verkeerd zijn deze fouten te wijten aan de jonge leeftijd van de persoon. Geen enkel verraadt een onrijpheid van de intelligentie, wel integendeel: het kind is logischer dan de officiële taal. De fouten vertegenwoordigen alleen het niet-ingebouwd zijn in de neurale structuren of de instabiliteit van de onderprogrammas, die de algemene programma's moeten onderbreken.


Negentig tot vijfennegentig procent van de tijd, die besteed wordt aan het leren van een taal bestaat erin de neurale structuren van de inhiberende onderprogrammas in te bouwen. Nu, deze moeten ingebouwd zijn zoals reflexen: als ze niet onbewust functioneren, zonder inspanning, is de taal niet beheerst. De spontane neiging van het menselijk brein bestaat er in elk teken, dat geassocieerd is met een betekenis, om te zetten in een algemeen programma. Het is daarom dat de natuurlijke werking van de hersenen ertoe aanzet te zeggen "irrésolvable" (woord gebruikt door 90% van de vreemden, die zich in het Frans uitdrukken). Maar als men het Frans correct wil spreken moet men de normale neurale stroom onderbreken door een "verboden richting" en een omleiding opzetten die tot de correcte vorm moet leiden "insoluble". Evenzo heeft het kind dat zegt "plus bon" het teken ontdekt dat men vindt in "plus grand, plus petit, plus fort, plus chaud" en veralgemeent het dit. Het heeft de verboden richting nog niet geïnstalleerd dat "plus bon" moet blokkeren met een omleiding naar "meilleur".


Een taal, die vrij is van inhiberende onderprogrammas en alleen maar algemene programmas bevat (bijvoorbeeld één enkel programma, altijd geldig, voor het meervoud, één enkel programma voor de tegenwoordige tijd van alle werkwoorden, één enkel programma om een adjectief af te leiden uit een substantief, enz.) respecteert zonder voorbehoud de neiging tot veralgemening van de geassimileerd elementen. Die wordt ook snel verworven en wordt met gemak gebruikt. Het is het geval van Esperanto. De leerling Engels kan niet veralgemenen met een programma "stiel: -->+ er"; hij heeft wel de vorming vastgesteld in "farm--> farmer, report --> reporter", toch mag hij niet zeggen "fish --> fisher" (men zegt "fisherman"), en ook niet "tooth --> toother" (men zegt "dentist"). Wat de geschreven taal betreft kan hij zelfs uit "translate--> translater" niet vormen; men schrijft "translator". In Esperanto daarentegen moet men nooit een algemeen programma terugdringen, dat spontaan ontstaat uit een vroeger waargenomen teken. De woorden "farmo--> farmisto, raporto --> raportisto, fiŝo --> fiŝisto, dento --> dentisto, traduki --> tradukisto" vertegenwoordigen feitelijk maar een klein stukje van een eindeloze reeks. Wat ook het domein zij, waarover het gaat, de persoon die zich in deze taal uitdrukt weet, dat hij de naam van de stiel kan vormen door het moneem "-isto". Deze zekerheid geeft een gevoel van veiligheid in uitdrukking, die Esperanto grondig onderscheidt van elke andere vreemde taal.


Overigens wordt Esperanto gekarakteriseerd door de vrijheid van zinsbouw. Om het idee "hij helpt me" uit te drukken kan een Esperantospreker de Franse zinsbouw gebruiken "li min helpas", de Engelse zinsbouw "li helpas min" of de Duitse "li helpas al mi". Een eeuw praktijk heeft bewezen dat deze vrijheid het taalcomfort doet toenemen zonder de wederzijdse verstaanbaarheid te hinderen. Een analoge vrijheid wordt gevonden in de verschillende manieren om een idee uit te drukken. Om bij voorbeeld te zeggen "hij is naar het hotel gegaan per bus" beschikt de spreker over een hele reeks formuleringen, waarvan vele zelfs geen equivalent hebben in de andere talen, maar die onmiddellijk verstaanbaar zijn zodra men de betekenis van de woorduitgangen en de voorzetsels geleerd heeft "li iris al la hotelo per buso, li iris hotelen buse, al la hotelo li busis, li buse alhotelis" enz.


De vrijheid van zinsbouw en het recht elke structuur te veralgemenen tot in het oneindige, welke ook de grammaticale of lexicologische betekenis moge zijn, dragen bij tot het gemak van uitdrukking: wie zich uitdrukt kan zich rustig verlaten op de natuurlijke werking van de hersenen, zonder dat een aanzienlijk deel van de neurale energie verloren gaat in onzekerheid, in het zoeken naar het juiste woord of de grammaticale regel, die er zich aan onttrekt. Door dit feit, zoals Prof Pierre Janton het zegt:


"Hoewel het geen moedertaal is, is het ook geen vreemde taal. Bij de rijpe Esperantospreker wordt het nooit aangevoeld als een vreemd idioom." (16)


Deze bijzonderheden verklaren een feit, dat men onmiddellijk waarneemt zodra men aanwezig is bij een internationale vergadering in Esperanto: in deze taal is de taalhandicap praktisch niet-bestaand. Bij de factoren van taalkundige en neurologische orde moet men zuiver psychologische elementen toevoegen, namelijk het feit dat elke Esperantogebruiker weet dat niemand van zijn aansprekers zijn eigen moedertaal gebruikt en dat er geen volk bestaat, dat willekeurig kan dicteren wat wel en wat niet kan in de manier van zich uit te drukken. Bijgevolg voelt de spreker zich nooit minderwaardig omdat hij niet behoort tot het volk dat de normen vastgelegd heeft. De subjectieve belevenis is dus helemaal anders, dan wat ze is in de systemen "UNO" en "multinationals", waar hij, die een andere taal dan de zijne gebruikt, zich altijd in zekere mate minderwaardig voelt (tenzij zijn pretentie hem belet bewust te zijn van zijn echt niveau, misschien niet zo verheven, wat niet zo zeldzaam is in de internationale middens).


In een vergadering in Esperanto drukken de sprekers zich uit met gemak en men noteert geen enkele correlatie tussen de taal en de frequentie van het woord nemen. Het is daarom, hoewel ieder een taal gebruikt, die hij aangeleerd heeft na zijn eerste kindertijd, dat de waarnemer het gevoel heeft zich te bevinden in een milieu waar iedereen zijn moedertaal spreekt. Dat is misschien het trekje dat het systeem "Esperanto" het meest onderscheidt van de drie andere systemen, die courant gebruikt worden voor de communicatie tussen personen van verschillende talen.


j) Taalhandicap bij het lezen


Het lezen van documenten vertegenwoordigt een niet verwaarloosbaar deel van de internationale activiteiten. Maar er is een groot verschil tussen verstaan bij het horen en verstaan bij het lezen. De hieronder gegeven punten voor dit criterium in de kwantitatieve vergelijking van de verschillende opties vertegenwoordigen een gemiddelde: het was de enige oplossing die rekening hield met de grote verschillen tussen de personen voor wat betreft de diepte van hun kennis van de taal in dewelke ze de documenten krijgen.


In het systeem "UNO" hebben een groot aantal afgevaardigden toegang tot documenten in een taal, die ze lezen zonder groot probleem, zelfs als ze die slecht spreken. Als de punten, toegekend aan het systeem "alleen Engels" ("multinationals") hoog is, is het omdat verschillende sonderingen aangetoond hebben dat de dubbelzinnigheid van het Engels dikwijls aan de grond lag van misverstanden. Bijvoorbeeld "Soviet expert" of "English teacher" worden vaak begrepen door de niet-Engelstaligen als "sovjet deskundige" en "Engelse leraar", terwijl deze uitdrukkingen ook kunnen betekenen "niet-sovjet sovjetoloog" en "persoon van een andere nationaliteit dan de Britse, die Engels onderwijst". Evenzo zal "Japanese encephalitis vaccine" dikwijls verstaan worden als "een Japans vaccin tegen hersenvliesontsteking" en niet als "een vaccin tegen Japanse hersenvliesontsteking", wat de werkelijke betekenis is. In Esperanto, het andere eentalige systeem dat in gebruik is, vraagt de uitdrukking niet meer lettergrepen, maar vermijdt de dubbelzinnigheid: in "japana encefalit-vakcino" en "japan-encefalita vakcino" is de verhouding tussen de concepten onmiddellijk zichtbaar voor wie de zin van de uitgangen geleerd heeft.


De snelheid waarmee het Engels evolueert en de neiging van de auteurs Bargoense uitdrukkingen te gebruiken, zelfs in politieke of technische teksten, leveren problemen op die de andere talen niet geven in dezelfde mate. Ter gelegenheid van een recent onderzoek hebben 80% van de ondervraagde personen, hoewel ze regelmatig Engels gebruiken in hun beroepsleven, de zin "Business class is a tough act to follow" niet verstaan, die stond in een artikel van de International Herald Tribune over de vervreemding van de eerste klas onder de mensen, die reizen per vliegtuig.


k) Gedwongenheid en onaangenaamheden


Onder "gedwongenheid" verstaat men hier de factoren, die vastzitten aan het aangenomen taalsysteem "UNO" en "Europese Unie" XXX bijvoorbeeld verplichten zalen te gebruiken, die uitgerust zijn voor simultaanvertaling, terwijl voor de systemen "multinationals" en "Esperanto" een discussie kan plaats vinden in een restaurant of een jachtpaviljoen, even goed als in een conferentiezaal: ze kan ook plaats vinden op gelijk welk ogenblik, ook als er een elektriciteitspanne is. Een zitting die een van deze laatste twee systemen toepast kan eender waar doorgaan zonder grote kosten. Integendeel, wanneer een orgaan van de UNO of een analoge instelling de uitnodiging aanvaardt van een Staat om een zitting te houden buiten haar zetel, wordt de kostentoename aanzienlijk: men moet de verplaatsing van het personeel voorzien en van het nodige materiaal om de documenten in de verschillende talen te produceren en de kosten voorzien, die vastzitten aan het logement en verplaatsing van de tolken.


Onder "onaangenaamheden" verstaat men hier de aspecten van de communicatietoestand, die strijdig zijn met het welzijn, de levenskwaliteit. Veel deelnemers aan internationale vergaderingen vinden het onaangenaam de hele dag koptelefoons te moeten dragen of een andere stem te horen dan die van de spreker. De vermoeidheid van de zenuwen is belangrijker als men deelneemt aan een vergadering met simultaanvertaling dan aan een eentalige zitting. Deze rubriek omvat ook de toename van de vermoeidheid, die samengaat met de verplichting deel te nemen aan een discussie in een taal die men niet perfect beheerst en waar sommigen een accent hebben dat van aard is het rechtstreekse begrip te hinderen, vanwaar een grotere spanning om te volgen wat er gebeurt.


l) Waarschijnlijke verhoging van de hinder in de loop van de volgende twintig jaar


De eentalige systemen ("multinationals", "Esperanto") lenen zich van nature uit niet tot een verhoging van de nadelen. Maar de toestand is zeer verschillend in de instellingen, die meertaligheid toepassen. Bij hun ontstaan werd geen enkele beslissing genomen om een grens vast te leggen voor het aantal talen, dat in aanmerking komt om geofficialiseerd te worden. Hun taalregime verschilt dus sterk van dat van de veeltalige Staten. De nadelen verveelvuldigen zodra men het aantal talen verhoogt. Een taal toevoegen is niet 1 eenheid toevoegen, maar het aantal combinaties vermeerderen, voor dewelke men vertaling en vertolking moet voorzien; dit aantal voldoet aan de formule N(N-1). Als men 9 talen gebruikt zijn er 72 combinaties; als men er 15 gebruikt, bijvoorbeeld de 11 actuele talen van de Europese Unie plus Hongaars, Sloveens, Tsjechisch en Pools, moet men kunnen werken met 210 combinaties van talen, zowel op het niveau van de mondelinge tussenkomsten als van de documentatie en de correspondentie.


De vermeerdering van de nadelen betreft vooral de Europese Unie, die zich voor een dramatisch alternatief bevindt: ofwel de democratie bewaren ten koste van een moeilijk te dragen toename van de complicaties en van het budget, ofwel opteren voor een meer normale werking, meer aanvaardbaar, maar ten koste van de democratie.


Als het systeem onveranderd blijft bij de aansluiting van nieuwe leden, zullen de nadelen groeien tot ze zeer moeilijk te beheersbaar worden. Sedert hun stichting hebben de UNO en de instellingen die er mee verbonden zijn, dezelfde weg gevolgd: stelselmatige vermeerdering van het aantal werktalen. Met elke bijkomende taal worden de complicaties ernstiger. Nochtans gaat het proces niet eindigen: velen eisen een uitbreiding van het gebruik van het Duits, reeds gedeeltelijk gebruikt als werktaal en een zeer actieve lobby oefent druk uit voor het octrooi van een officieel statuut voor het Portugees, Hindi en Japans.


m) Terminologische problemen


Na diepgaand onderzoek van de vraag werd er beslist dit criterium niet mee op te nemen. Het is inderdaad uiterst moeilijk de impact van dit aspect van het internationale communicatiedomein te evalueren op de verschillende taalregimes .


Bij de UNO heeft het ontbreken van een precieze en stabiele terminologie ernstige problemen gegeven in de Chinese sectie in de jaren vijftig. "Jullie vertalen, wij vinden de taal uit" heeft een revisor van deze sectie in 1960 gezegd aan de auteur van de huidige studie. Hetzelfde type van moeilijkheden heeft zich herhaald bij de introductie van het Arabisch in de jaren zeventig.


In de Europese Unie hebben dergelijke onzekerheden, hoewel minder scherp, zich waarschijnlijk voorgedaan met de terminologie van het Nederlands, gezien de verschillen die deze taal kent naargelang ze in België of in Nederland gebruikt wordt, evenals de lexicologische instabiliteit ten tijde van het ondertekenen van het Verdrag van Rome, maar het was niet mogelijk precieze inlichtingen daarover te bekomen. Het modern Grieks was ook een weinig gefixeerde taal bij de aansluiting van Griekenland bij de Unie en het zou interessant zijn te weten hoe de Griekse vertaaldienst het hoofd geboden heeft aan de toestand. Volgens alle waarschijnlijkheid zal de aansluiting van de ex-communistische landen bepaalde terminologische problemen scheppen.


Als een internationale instelling Esperanto zou aannemen zou ze moeten zorgen voor een voldoende uitgeruste terminologische dienst. Zeker, in veel politieke, sociale, wetenschappelijke en technische domeinen is de terminologie van Esperanto ouder dan die van het Arabisch, Chinees of andere talen als het Hebreeuws en Swahili; bovendien laten de structuren van die taal toe zijn terminologische problemen veel gemakkelijker op te lossen dan vele (Esperanto had een equivalent voor "software" voor dat de Raad van de Franse taal het woord "logiciel" uitvond). De terminologie van Esperanto vertoont evenwel niet minder lacunes voor wat betreft de nauwkeurige aanduiding van verschillende machineonderdelen, onderdelen van apparaten, sequenties van technische procedé's, detailpunten betreffende de industrie, de ingenieurswetenschap, de geneeskunde, de farmacie en vele andere disciplines. Evenzo werd de Esperanto-terminologie nog niet gefixeerd voor bepaalde gedetailleerde onderafdelingen van producten, die het voorwerp uitmaken van commerciële uitwisselingen, of voor diverse kwalitatieve preciseringen, die toelaten deze te karakteriseren. Een traditie van ongeveer een eeuw bestaat om deze terminologie uit te werken in akkoord onder specialisten en het zou volstaan deze te officialiseren en voort te zetten, maar het uit te voeren werk op dat domein is ontzaglijk. Het zou evenwel niet groter zijn dan wat de Chinese sectie van de UNO heeft moeten doen in de jaren 50 en 60.


Nota over de vergaderingen in Esperanto


De waarnemingen, gedaan in het kader van de huidige opzoeking zullen gemakkelijk gestaafd worden voor de eerste drie systemen, waarvoor het gemakkelijk is de werking te analyseren. Nochtans is de informatie over Esperanto in het algemeen partijdig en zeer gedeeltelijk, als ze al bestaat. Het wordt vaak beschouwd als een project, terwijl het gaat over een werkelijk gebruikte taal. De meeste lezers weten zonder twijfel niets over al de milieus waar zijn werking objectief en wetenschappelijk kan bestudeerd worden. Vandaar de noodzaak van de huidige nota.


Eigenlijk wordt Esperanto, hoewel beperkt tot een zeer marginale schaal van het mensdom, dagelijks gebruikt in alle streken van onze planeet. Sedert 1985 is er geen enkele dag meer voorbijgegaan zonder dat het ergens in de wereld de taal was van een congres, een zitting of een internationale ontmoeting. (17)


De huidige studie baseert zich, voor het deel over Esperanto, op de waarneming van zittingen gehouden onder auspiciën van een reeks organisaties of instituten: Universala Esperanto-Asocio (Universele Esperanto-Associatie), Literatura Foiro (Literaire Foor), Tutmonda Esperantista Junulara Organizo (Wereldwijde Esperanto-Jeugd-Organisatie), Kultura Centro Esperantista ( Esperanto-Cultuurcentrum), Japana Esperanto-Instituto (Japans Esperanto-Instituut), Internacia Esperanto-Muzeo (Internationaal Esperanto-Museum) en Internacia Kultura Servo (Internationale Cultuurdienst). De studie werd uitgevoerd in twee periodes, een eerste in 1986-87 in Peking, Tokio, Locarno, Wenen, San Francisco en Zagreb, en een tweede in 1993-94 in Barcelone, Novosibirsk, La Chaux-de-Fonds en Wenen. Informele vergaderingen in Ottawa, Oslo, Budapest en Helsinki hebben de waarnemingen bevestigd, die gedaan werden in de gestructureerde conferenties. Alleen de zittingen, waaraan personen met minstens vijf verschillende moedertalen deelnamen, werden in rekening gebracht. Wat betreft de geschreven documenten, baseert de studie zich op de correspondentie, de documentatie en de publicaties van enkele van de voornoemde instellingen, namelijk het Esperanto-Cultuurcentrum en de Universele Esperanto-Associatie.


De onderwerpen die deel uitmaakten van de discussie in Esperanto in de voornoemde organisaties waren uiterst gevarieerd, gaande van het zeer algemene tot zeer specifieke, precies zoals in de organisaties die andere taalregimes toepassen.


Balans van de vier formules


In de huidige omstandigheden is het onmogelijk nauwkeurige cijfers te verzamelen voor elk van de criteria, die hierna voorgesteld worden. Vele weerstaan aan elke objectief kwantificeerbare determinatie. De cijfers, die men zal lezen zijn dus schattingen voortkomend uit waarnemingen van de taalkundige werking van de verschillende instellingen, evenals voor bepaalde gegevens, zoals de leerduur van de gebruikte taal, peilingen die uitgevoerd werden op statistisch representatieve monsters van de deelnemers.


De toegekende punten voor elk criterium volgen een schaal van tien punten, volgens het belang van het waargenomen nadeel: 0 duidt aan dat het nadeel onbestaande is en 10 dat het werkelijk zeer belangrijk is, als volgt: 0 geen, 1 minimaal, 2 verwaarloosbaar, 3 zwak, 4 matig, 5 gemiddeld, 6 nogal, 7 belangrijk, 8 enorm, 9 reusachtig, 10 extreem.


De analyse van de vier systemen levert de volgende tabel op:


  UNO Multinationals Europese Unie Esperantosprekende organisaties
a) Voorafgaande leerduur (deelnemers) 8 8 0 3
b) Voorafgaande investeringen van de Staten 9 9 5 0
c) Voorafgaande investeringen van de organisatie 8 0 10 0
d) Ongelijkheid of discriminatie 6 5 0 0
e) Kosten van vertolking 7 0 10 0
f) Productiekosten van de documenten 6 0 10 0
g) Leveringstermijn voor het bekomen van de documenten 6 0 6 0
h) Verlies of vervorming van de informatie 5 4 6 0
i) Belang van de taalhandicap 5 6 0 1
j) Moeilijkheid van verstaan bij lezen 3 4 0 1
k) Gedwongenheid en onaangenaamheden 8 3 8 0
l) Waarschijnlijke vermeerdering van de nadelen in de volgende twintig jaar 5 0 10 0
Totaal niveau van de nadelen: 76 39 65 5

De hierboven vermelde cijfers vertegenwoordigen de schattingen die de meeste lezers ongetwijfeld weinig betrouwbaar zullen vinden omdat ze niet voorzien zijn van voldoende objectieve gronden. Het is wel interessant op te merken dat, ook als men ze vervangt door een simpele binaire notatie (1 = het nadeel is aanwezig; 0 = het nadeel bestaat niet in het beschouwde systeem), de voordeligste formule de vierde blijft, hoewel deze manier van rekenen daar bijzonder nadelig voor is. Feitelijk, als zes maand Esperanto een communicatievaardigheid leveren, die voor een andere taal zes jaar vereist, is het geen weergave van de realiteit hetzelfde aantal punten, 1, toe te kennen aan alle regimes, die het leren van een taal vereisen. Maar deze manier van rekenen vermijdt tenminste de terechte kritiek van subjectiviteit bij de schatting. Deze waarneming blijft geldig, ook als men de investering van de Staat (criterium b) van de kolom "Europese Unie" en ingeschreven in de kolom "Esperanto" elimineert (wat zou kunnen gerechtvaardigd worden door het feit dat, als dit systeem aanvaard wordt, de Staten zich zouden verplicht voelen Esperanto-onderwijs te organiseren in de scholen):


  UNO Multinationals Europese Unie Esperantosprekende organisaties
a) Voorafgaande leerduur (deelnemers) 1 1 0 1
b) Voorafgaande investeringen van de Staten 1 1 0 1
c) Voorafgaande investeringen van de organisatie 1 0 1 0
d) Ongelijkheid of discriminatie 1 1 0 0
e) Kosten van vertolking 1 0 1 0
f) Productiekosten van de documenten 1 0 1 0
g) Leveringstermijn voor het bekomen van de documenten 1 0 1 0
h) Verlies of vervorming van de informatie 1 1 1 0
i) Belang van de taalhandicap 1 1 0 1
j) Moeilijkheid van verstaan bij lezen 1 1 0 1
k) Gedwongenheid en onaangenaamheden 1 1 1 0
l) Waarschijnlijke vermeerdering van de nadelen in de volgende twintig jaar 1 0 1 0
Totaal niveau van de nadelen: 12 7 7 4

Besluit


Uit de waarneming van taalcommunicatie volgens de vier systemen die tegenwoordig op internationale schaal in gebruik zijn volgt dat de formule "Esperanto" het maximum aan voordelen en het minimum aan nadelen levert, zowel voor de individuele deelnemers, als voor de Staten en voor de instellingen, waar de communicatie zich afspeelt. In andere woorden, het is met het systeem "Multinationals" de formule waar de verhouding rendement/kosten gunstigst is, maar het biedt, in vergelijking met deze laatste, twee belangrijke voordelen: aan de ene kant vermijdt het elke discriminatie en ongelijkheid, en aan de andere kant brengt het de taalkundige bekwaamheid in een duidelijk kortere tijd op het gewenste niveau. Een nadeel, waarvan geen sprake geweest is tot hiertoe: afgezien van enkele private organisaties, zou zijn introductie vanaf nul moeten georganiseerd worden. Op zich zou dat niet zo moeilijk zijn wegens de kwaliteiten van de taal en zijn opmerkelijke aangepastheid aan de spontane werking van het menselijk brein. Maar de kwestie van de keuze van het beste internationale communicatiesysteem stelt zich in een context, waarin een geheel van politieke, sociale, culturele en economische krachten de traagheid en de bescherming van de privileges bevoordelen en een radicale wijziging hinderen, die tot een democratischer oplossing en een betere verhouding kwaliteit/prijs leiden. De personen, die bekwaam zijn een waarachtig beheersniveau van het Engels te bereiken zijn weinig talrijk in verhouding tot het geheel van de wereldbevolking, nochtans is de neiging van deze laatste de laatste jaren de aanvaarding van het systeem "multinationals" geweest, gebaseerd op het exclusieve gebruik van deze taal. Ze heeft een taalelite geschapen, die geenszins bereid is de talrijke voordelen te verliezen, die ze haalt uit het behoren tot de kleine kring van diegenen, die kunnen deelnemen aan het internationale leven.


Onder die voorwaarden zou het kunnen gerechtvaardigd zijn twee criteria toe te voegen aan de hoger voorgestelde tabel. Het zou gaan over twee nadelen, die zouden kunnen gesteld worden als, enerzijds "organisatie van het Esperanto-onderwijs in de wereld" en anderzijds "noodzaak de traagheidskracht te overwinnen". Het is interessant vast te stellen dat, indien we voor deze twee criteria het nadeel als maximaal beschouwen in het systeem "Esperanto" (10 punten) en als niet-bestaande bij de andere (0 punten), de som van de nadelen van 5 naar 25 gaat voor Esperanto, maar wel onder het niveau blijft, waarop de drie andere opties (UNO 76, Multinationals 39, Europese Unie 65) zich situeren. Het resultaat is vergelijkbaar als men een binaire notatie toepast. Spijts het toevoegen van 2 punten aan het getal dat de nadelen vaststelt blijft de optie Esperanto de interessantste.


Zouden we deze resultaten niet voor ogen moeten houden bij elk debat over het gebruik van talen op internationale schaal?


Bibliografie


1. Genève, 1 november 1995 (Radio Suisse Romande, La Première, 07:51).
2. Claude Piron, Le défi des langues - Du gâchis au bon sens (Paris: L'Harmattan, 1994), pp. 76-79.
3. C. E. King, A. S. Bryntsev et F. D. Sohm, Incidence de l'emploi de nouvelles langues dans les organismes des Nations Unies, (Genève: Corps commun d'inspection, Palais des Nations, 1977, document A/32/237), par. 93.
4. Société des Nations, L'espéranto comme langue auxiliaire internationale. Rapport du Secrétariat général, adopté par la Troisième Assemblée (Genève: SDN, 1922), p. 22. La Société des Nations utilisait deux langues de travail: le français et l'anglais.
5. Evaluation of the Translation Process in the United Nations System (Genève: Corps commun d'inspection, Palais des Nations, 1980, document JIU/REP/80/7), tableau 9. L'expression “ section anglaise “ désigne la section qui traduit en anglais à partir de toutes les autres langues.
6. Roman Rollnick, “Word mountains are costing us a fortune”, The European, 20-22 décembre 1991, p. 6.
7. “Un texte mal traité”, Nord-Éclair, 30 avril 1992.
8. Evaluation of the Translation Process ...(eerder genoemd document, zelfde tabel). Het gaat over woorden uit het origineel.
9. Roman Rollnick, "Word mountains are costing us a fortune", The European, 20-22 décember 1991, p. 6.
10. Evaluation of the Translation Process...(eerder genoemd document, zelfde tabel).
11. CE. King, A.S. Bryntsev, F.D.Sohm, Report on the implications of additional languages in the United Nations
system,
Genève: Corps commun d'inspection, Paleis des Naties, 1977, par. 89.
12. ibid., par. 94.
13. Cité par Jean de la Guérivière, “Babel à Bruxelles”, Le Monde, 12 janvier 1995, p. 15.
14. Parlement européen, Rapport sur le droit à l'utilisation de sa propre langue, 22 mars 1994, A3-0162/94, DOC.FR/RR/249/249436. MLT PE 207.826/déf., p.10.
15. Jean de la Guérivière, “Babel à Bruxelles”, Le Monde, 12 janvier 1995, p. 15.
16. Pierre Janton, “La résistance psychologique aux langues construites, en particulier à l'espéranto”, Journée d'étude sur l'espéranto (Paris: Université de Paris VIII, Institut de linguistique appliquée et de didactique des langues, 1983), p.70.
17. Een niet-uitputtende lijst van de vergaderingen waar Esperanto gebruikt wordt, kan geraadpleegd worden op: http://www.eventoj.hu/kalendaro.htm


Uit de Franse tekst op Communication linguistique: Étude comparative faite sur le terrain
vertaald door Ir Leo De Cooman