Claude Piron

De dag dat de telefoon taboe was


...Om de waarheid te zeggen, het zal niet gemakkelijk zijn om uit te leggen wat er van aan is. We gaan het hier hebben over iets dat in het jargon van psychologen een nevrose heet. In een lichaam, waarin alle organen gezond zijn, kan er een ziekte zijn, die de betrekkingen tussen de organen aantast op het niveau van hun werking. Evenzo kunnen in een maatschappij als de onze miljoenen individuen psychisch helemaal gezond zijn en leven in een maatschappij, die lijdt aan nevrose. Wel, de nevrose van Babel reageert zoals alle nevrosen: ze verdedigt zich, ze biedt weerstand. En de haard ervan zit niet in de rationele lagen van de sociale werking, of in het geheel van de aangetaste individuen. Het is daarom, zoals de ondervinding bevestigt, dat de benadering door de rede alleen niet werkt. Men moet natuurlijk wel redeneringen hebben, die stand houden, gegrondvest op onweerlegbare feiten. Maar dat volstaat niet om een bewustwording te veroorzaken. Wanneer een probleem affectieve wortels heeft, geeft een beeld veel betere resultaten. Het is daarom dat ik zal proberen het genezingsprobleem aan te pakken met behulp van een metafoor.


Stel u een conferentie van hoog niveau voor, bijeengeroepen om te discussiëren over het overbrengen van informatie van allerlei slag, dus niet speciaal confidentieel. De deelnemers bespreken de kost van de boden, het belang de zendingen te bundelen, de respectievelijke voor- en nadelen van trein, wagen, fiets en helicopter. Iedereen drukt zich met de grootste ernst uit. En plots is daar iemand die het woord vraagt en zegt: “Maar al uw suggesties hebben niet veel zin. Voor alle gevallen, waar u over spreekt is er een eenvoudige en gemakkelijke oplossing: de telefoon, evenals de telefonische overzending van geschreven informatie: fax of telekopietoestel.” Op dat ogenblik schiet de hele vergadering in een lach. De meerderheid snapt zelfs niet dat de spreker het ernstig bedoeld had. Maar zodra ze beseffen van wel, bestoken ze hem met commentaar, uitgesproken op de toon die grote mensen aannemen om zich tot domme kinderen te wenden.


— Ja, we hebben horen spreken van die uitvinding, maar iedereen weet dat dat niet werkt.


— De telefoon, daar is niets menselijks aan, dat leeft niet zoals een bode, dat is alleen maar een ding. Hoe zouden we om hulp kunnen roepen met dat toestel, in geval van nood?


— Wij spreken over echte, menselijke communicatie. De telefoon en de fax zijn niet op een natuurlijke manier tot stand gekomen. Hoe zouden ze dan kunnen dienen om gevoelens uit te drukken? Of om over technische begrippen te discussiëren?


— En vooral van een hoog abstractieniveau. De telefoon of het telekopietoestel, dat is laag bij de grond, dat zou desnoods wel enkele diensten kunnen bebijzen voor de kleine dingen van het dagelijks leven. Maar vanaf een bepaald niveau van abstractie zou het bericht gewoon niet overkomen.


— Als de persoon, die de telefoon voorgesteld heeft, aandringt:


— Maar ik zweer u, dat werkt zeer goed, zelfs voor al die dingen. Ik kan het u garanderen, ik heb het zelf gebruikt...- doet de hele vergadering hem zwijgen en de voorzitter oogst applaus wanneer hij een flinke slag geeft met zijn houten hamer en uitroept:


— Deze vergadering werd bijeengeroepen om in ernst over een probleem te overleggen. Wij hebben geen tijd te verspillen aan kinderachtigheden. 't Is nu genoeg geweest. Voorstellen over zulk folkloristisch, absurd, utopisch ding als de beweerde telefonische verbindingen zijn hier niet op hun plaats.


(Vervang 'telefoon' door 'Esperanto' en je krijgt een idee over de gang van zaken wanneer een hoge internationale instantie beraadslaagt over de taalproblemen).


Dit uittreksel komt uit het werk van Claude Piron, "Le défi des langues: Du gâchis au bon sens"
bij l'Harmattan (p. 158-159).
vertaald door Ir Leo De Cooman