Claude Piron

Kwaken zonder kennis van zaken


Kwaken zonder kennis van zaken


Dit artikel analyseert de antwoorden over Esperanto, gegeven door taalkundigen in het kader van "Ask-A-Linguist" ["Vraag het aan een taalkundige"], een dienst voorgesteld aan het grote publiek door het forum The Linguist List. Deze antwoorden hebben verschillende eigenschappen gemeen:
- ze hebben nooit betrekking op de taal, zoals die in de praktijk gebruikt wordt,
- ze tonen een ernstige onwetendheid over de taalkundige eigenschappen van het Esperanto en over de personen, die het gebruiken,
- ze gaan voorbij aan het verband tussen taalstructuren en gebruiksgemak,
- ze vergelijken Esperanto nooit met de andere systemen die toegepast worden om onderling verstaan mogelijk te maken tussen anderstaligen (bijvoorbeeld gebruik van het Engels),
- ze geven onweerlegbare theoretische conclusies, die na onderzoek op het terrein onjuist blijken.
Na voorbeelden over de toestanden, waarin Esperanto tegenwoordig dagdagelijks gebruikt wordt, behandelt de auteur de vraag of Esperanto een taal is of een code. De rest van het artikel is voor het grootste deel gewijd aan feiten, die bewijzen dat de stellige beweringen, gesteld in de antwoorden van de taalkundigen, onjuist zijn. Daarna worden de mentale processen geanalyseerd, waardoor dit verschil optreedt tussen gespierde uitspraken en de realiteit, en wordt de hypothese gesteld dat alleen al het verschijnen van het woord "Esperanto" een psychologisch complex in gang zet, dat de normale werking van de geest verhindert.


Men zei tegen mij: ”Leer een taal op school zodat je met mensen uit andere landen kunt spreken.” Maar 90% van de volwassenen kan zich niet uitdrukken in de taal die ze op school geleerd hebben.


Acht taalkundigen over Esperanto


"Personen die het Engels beheersen en meer willen weten over talen kunnen hun vragen richten aan "Ask-A-Linguist" (http://linguistlist.org/ask-ling/index.html), een dienst voorgesteld door The Linguist List, een internet- discussieforum voor professionele taalkundigen (http://linguistlist.org). In typisch Amerikaanse stijl noemt deze lijst zich op haar hoofdbladzijde "de grootste informatiebron ter wereld over talen". Men kan daar lezen dat " 'Ask-A-Linguist' de bedoeling heeft een plaats te zijn, waar eender wie, die geïnteresseerd is in talen of taalkunde daar vragen kan stellen en antwoord krijgen van professionele taalkundigen".


Een project of realiteit? Een taal of een code?


Het is interessant om zien, hoe deze 'professionals' vragen beantwoorden over Esperanto. (De volledig tekst van de vragen en van de antwoorden, die in dit artikel behandeld worden is te raadplegen in de "Appendix" bijgevoegd aan de Engelse versie, die te lezen is op  http://claudepiron.free.fr/articlesenanglais/linguistsanswer.htm).


Ieder, die deze taal goed kent en zijn gebruikers zien onmiddellijk dat de antwoorden nooit de taal behandelen, zoals die in de praktijk toegepast wordt. Toch is er een wereldwijd net van personen die intensief Esperanto gebruiken, die het gebruiken op reis, op bezoek, in briefwisseling, op internet (het programma Skype wordt populair in dit midden), lezend of schrijvend, of radioprogramma's beluisterend (Radio Peking en Warschau zenden dagelijks uit in Esperanto, Radio Vaticaan en een hele reeks andere zenden meermaals per week), evenals bij allerlei andere gelegenheden. De redenen, die iemand aanzetten Esperanto te leren, zijn uiteenlopend en verweven: interesse voor interculturele sferen, een verlangen om deel te nemen aan een wereldomvattend politiek gebeuren met als doel de rechtvaardigheid onder de volkeren te versnellen, het genoegen van contacten te hebben in de hele wereld om ideeën en ervaringen uit te wisselen zonder gehinderd te zijn door het taalverschil, enz. Maar welke ook de aanvankelijke redenen zijn, de Esperantogebruikers ontmoeten en communiceren overvloedig met elkaar. In feite ging er sedert 1986 geen dag voorbij zonder een of andere Esperantoafspraak of -gebeurtenis ergens in de wereld. (1)


Om aan de lezer een idee te geven, waarover het gaat, volgen hier enkele voorbeelden in mei 2006, de maand waarin dit artikel tot stand kwam:


6-13 mei: 58-ste Congres van de Internationale Esperantofederatie van Spoorwegmannen, Shanghai, China;
12-14: SATEB-Weekeind in Barlaston, Engeland;
13: Opendeurdag, Centraal Bureau van UEA, Rotterdam, Nederland;
13-14: Mei-ontmoeting van de Tsjechische afdeling van IKUE (Internationale Katholieke Esperantovereniging) in Poibyslav, Tsjechië;
13-17: Vervolgcongres van IFEF (Spoormannen) in Peking;
18-20: 6-de Politieke discussie in Alsóörs, bij het Balatonmeer, Hongarije;
19-20: Seminarie over toepassing van Esperanto in wetenschap en techniek, Havana, Cuba;
19-21: Beker van Kostrena 2006, wedstrijd voor leerlingen in Kostrena, Kroatië;
19-21: Internationale Jeugdontmoeting in Kostrena, Kroatië:
20: Lentebijeenkomst van de Esperantofederatie Noordoost van de Britse Esperantovereniging van Engeland, Preston, Engeland;
20-21: Esperanto-ontmoeting van de staat Rio-de-Janeiro, Rio-de-Janeiro, Brazilië;
20-21: Wandeling van Esperantogebruikers bij de voet van de Yatugatake-berg, Japan;
20-21: Ontmoeting Midden-Canada (toeristisch weekeind), Ottawa, Canada;
22 mei - 1 juni: Zigzag door de zuidelijke Karpaten of op zwier tussen Valachië en Transylvanië - Uitstap in Roemenië.


Men kan ook nog de Esperantotalige seminaries aanhalen, waar jonge Koreanen en Japanners uitdrukken wat de enen over de anderen denken en vergelijken hoe men hen onderwezen heeft in de respectievelijke lessen geschiedenis, in een kader, waar ze de bron kunnen ontdekken van hun vooroordelen om beter te begrijpen wat er gebeurd is tussen de twee landen. (2) Omdat alle ontmoetingen een echte taalbeheersing eisen voor de spontane uitdrukking van emoties, kunnen ze in die regio in geen andere taal doorgaan dan in Esperanto.


Gelijk wie aanwezig is op die gebeurtenissen, wordt er zich van bewust dat Esperanto iets anders is dan een abstract begrip of een project. Het is een echte taal, zoals eender welke andere taal, gebruikt bij dergelijke contacten. Het is een taal, die toegepast wordt op allerlei gebieden: mensen gebruiken ze om een politieke tegenstander te overtuigen, om keukenrecepten uit te wisselen, om te discussiëren over filosofische of religieuze onderwerpen, om sociale toestanden te vergelijken, om technische uitleg te geven, om hun liefde te uiten, om een handelspartner te vinden, om een poëtische uiting te geven aan hun gevoelens of om hun zang te laten horen aan andere volkeren (Esperanto is waarschijnlijk de taal, in dewelke men meest liederen vertaalt). Het is een volledige, volledig functionerende taal.


Enkele taalkundigen weigeren dit te geloven. In een private elektronische boodschap aan de auteur van dit artikel zei een van de vaklui van "Ask-A-Linguist": "Esperanto is geen taal, alleen maar een code". Het hangt er duidelijk van af, hoe men een taal definieert. Indien men de definitie van de Franse taalkundige Martinet toepast, is Esperanto onbetwijfelbaar een taal, maar waarschijnlijk werden andere definities door taalkundigen voorgesteld en aangenomen. Nochtans is het moeilijk er enkel een code in te zien en geen taal, als men volgende viervers van Henri Vatré beschouwt;


Nu, Ariadna, ĉu la modomastron,
ni fadenfine pinglos en Panamo?
Siren-logite li ĵus el Havano
edzecon fuĝis kiel fidel-kastron.
(3)


Hier alle uitleg geven die nodig is om de context te laten verstaan van deze verzen vol toespelingen zou te veel ruimte in beslag nemen. Laat ons eenvoudig zeggen dat het gaat over een Panamese Esperantodichter, die zogenaamd werkte in kringen van hoge kledingmode, en waarvan het opzoeken van het adres zeer moeilijk bleek. Hier volgt een benaderende vertaling van dit gedichtje:


Welnu, Ariadne, zullen we de modemeester
met gareneindjes spelden in Panama?
Door een Sirene gelokt is hij juist uit Havana
voor een huwelijk gevlucht als voor een trouwcastratie


(In Esperanto betekent fidel-kastro toevallig 'die castratie, die getrouwheid is' of 'echtelijke trouw aangevoeld als een toestand van gecastreerd zijn'.)


Laat een code zulke woordspelingen, zulke toespelingen toe? Heeft een code connotaties? Is iets, dat gedragen wordt door een wereldwijde gemeenschap van gebruikers met gevoel voor humor en cultureel erfgoed, voldoende rijk om zulke viervers te verstaan, een code? De lezer moet daarover maar oordelen.


Eigenschappen terug te vinden in de meeste antwoorden van "Ask-A-Linguist"


Eender wie bekend is met de Esperantowereld merkt onmiddellijk in de antwoorden van de taalkundigen die hier in deze tekst geanalyseerd worden verschillende karaktertrekjes die gedurig weerkeren;


1. Ze plaatsen Esperanto nooit in het kader van het algemene wereldwijde communicatieprobleem. Met andere woorden, ze overwegen op geen enkele manier, dat Esperanto een oplossing is, voorgesteld voor een feitelijk probleem, dat belangrijke gevolgen heeft voor een belangrijk deel van het mensdom.
       2. Ze vertonen een haast totale onwetendheid over wat Esperanto is, zowel uit taalkundig als uit sociologisch oogpunt
       3. Er ontbreekt helemaal een historisch perspectief in.
       4. Hun beweringen zijn zuiver theoretisch; ze bestaan alleen uit afleidingen, die niet gecontroleerd werden in de feitelijke realiteit.
       5. Ze vermijden altijd te vergelijken in de praktijk, hoe Esperanto werkt in vergelijking met de systemen, die het zou moeten vervangen.
       6. Ze plaatsen zich op een "hoger-lager" as; ze slaan vaak een neerbuigende, paternalistische toon aan, vanuit de hoogte.


Deze karakterisering - vooral punten 2, 4 en 6 - zal vooral verbazing wekken, als men ze in verband brengt met de vraag, die de meerderheid van de antwoorden veroorzaakte. Deze tekst bevatte de volgende zin: "Ik reisde in veel landen, zoals Hongarije, Finland, Denemarken, Rusland, IJsland en overal was het zeer aangenaam om te verblijven dank zij personen, die Esperanto spreken." Het bevatte ook de mening van Japanse Esperantisten. Is het niet raar dat die vaklui, die natuurlijk geen enkele ervaring hebben met de Esperantowereld - uit de antwoorden begrijpt men dat ze niet allemaal van zijn bestaan afweten - niet aarzelen een oordeel te uiten over de taal en te benadrukken, dat ze om een of andere eigenschap niet bruikbaar is, zonder er zich van bewust te zijn dat ze antwoorden aan een persoon die de zaak van binnenuit kent en hun veel zou kunnen leren over het onderwerp?


Laat ons deze karakteriseringen de ene na de andere analyseren.


*

1. Voorbijgaan aan de algemene context


In een tijd, dat de economie wereldomvattend wordt en er een algemene toename van internationale relaties verschijnt, komen steeds vaker situaties voor, waarbij anderstaligen met elkaar moeten communiceren. Mensen gebruiken daartoe verschillende middelen, van gebaren met een rudimentaire gebruik van een nauwelijks beheerste taal tot het uitstekende Engels van gediplomeerden uit business schools over klungelig Engels, simultaanvertaling en Esperanto. Dit laatste is dus een middel onder de andere om de taalbarrières te boven te komen. Het bekritiseren zonder toespelingen te maken op het algemene probleem is even absurd als een geneesmiddel bekritiseren uit het oogpunt van zijn samenstelling zonder de ziekte te beschouwen, die het moet behandelen, en zonder het te vergelijken met de andere methodes, die gebruikt worden om gelijkaardige gevallen te behandelen.


Zij die gunstig staan tegenover Esperanto, gaan uit van de vaststelling dat het ontbreken van een doeltreffend en democratisch middel om over de taalbarrières heen te communiceren ernstige moeilijkheden schept in allerlei situaties, zo veel, dat het niet zou mogelijk zijn ze op te sommen. Men moet maar denken aan de misverstanden bij een reis in een land, waar men de taal niet van kent; over de moeilijkheden, die bazen van kleine of middelgrote bedrijven ondervinden, als ze onderhandelen met een partner uit een ver land; over de moeilijkheden die een ploegbaas ervaart om zich verstaanbaar te maken aan buitenlandse arbeiders; over de stress, die een staatsafgevaardigde ondergaat als hij gedwongen is een internationale vergadering toe te spreken in een andere taal dan de zijne, enz.


Frustraties, neurale spanningen, leed, onrechtvaardigheid in verband met de onmogelijkheid duidelijk uit te drukken wat men zou willen, komen steeds maar terug. Ze kunnen leiden tot iets tragisch, zoals bij die Afrikaan, die in Geneve, in een politiekantoor de onjuiste verklaring ondertekende, dat hij meegedaan had in een diefstal, omdat hij de Franstalige tekst, die men hem voorlegde, slecht verstond, of het overlijden in Duitsland, van veel Turkse patiënten na een orgaanenting omdat ze de instructies niet verstonden, die het verplegend personeel hun gaf toen ze uit het ziekenhuis ontslagen werden. Als men aan deze concrete of psychologische moeilijkheden de gigantische investering in tijd en neurale energie voor het leren van het Engels toevoegt, die miljoenen en miljoenen jongeren over de hele wereld gedurende jaren doen voor feitelijk onbevredigende resultaten, (4) evenals de enorme geldsommen, die de vertaling en vertolking opslorpen in universitaire instellingen, professionele congressen en handelszaken, zal men hoe dan ook tot het besluit komen dat taalbarrières voor de maatschappij meer zijn dan alleen maar een simpele futiliteit.


Indien men objectief de verschillende tegenwoordig gebruikte systemen vergelijkt om ze te boven te komen, bemerkt men dat de minst dure ook die is, die de meest effectieve is in verhouding met de geïnvesteerde moeite: Esperanto. (5), (6) Een economist, in opdracht van de Franse regering, Prof. François Grin, besloot uit zijn onderzoek, dat indien Europa Esperanto zou aannemen, het elk jaar 25 miljard euro zou besparen. (7)


Is het niet interessant, dat geen enkel van de antwoorden, getoond bij "Ask-A-Linguist" Esperanto in die context beschouwen, waarin het zijn betekenis krijgt? Ze geven de indruk dat alles goed werkt op het gebied van internationale taalcommunicatie, en dat een middel zoeken om de toestand te verbeteren onzin zou zijn. Ze laten ook onderverstaan dat handelen voor Esperanto iets zou zijn zonder verband met de politieke, economische, sociale en culturele realiteit van onze planeet, dat dit niemand kan helpen, en dat zij, die er zich voor inzetten, zich daardoor buiten de realiteit plaatsen.


Het bericht dat schuilgaat achter die antwoorden is: er is geen communicatieprobleem in de wereld, of, indien iets dergelijks bestaat, dan lost het Engels dat wel op. Hoe onrechtvaardig en absurd de oplossing door het Engels kan zijn voor de 95 procent van de wereldbevolking, wiens moedertaal het niet is, wordt nooit overwogen.


Niet rechtvaardig

Het Engels is een zeer moeilijke taal. In het begin lijkt ze eenvoudig, omdat er niet veel grammaticale vormen zijn, die men zou moeten onthouden. Maar hoe verder men tgaat, des te meer men er zich van bewust wordt dat dit aanvankelijke gemak bedrieglijk is, tot men het opgeeft en de onmogelijkheid aanvaardt een perfecte beheersing van de taal te bereiken, een beheersing, die het mogelijk zou maken zich op gelijke voet te voelen met een geboren Engelstalige. "So much that is being said is correct, so little is right" ("Veel van hetgeen gezegd wordt is grammaticaal juist, maar zo weinig klinkt juist"), zegt de schrijver George Steiner over de taal van niet-Engelstalige studenten, die theoretisch een hoog niveau in het Engels bereikt hebben. (8) In feite is een beheersing, vergelijkbaar met die van een inboorling maar bereikbaar, indien met voldoende lang verblijft in een omgeving, waarin iedereen Engels spreekt. Sprekers van een Germaanse taal bereiken vaak een betere taalkennis dan de anderen, omdat het Engels behoort tot dezelfde familie als hun moedertaal, toch is het verschil met de geboren Engelstaligen zelfs bij hen aanzienlijk. Wegens deze moeilijkheid loopt er in elke relatie tussen Engels- en anderstaligen iets mank: de ene is de meerdere, de andere is de mindere; de ene heeft een absoluut meesterschap over het taalgereedschap, de tweede is minder goed gewapend om zijn standpunten te verdedigen.


De onrechtvaardigheid situeert zich ook op een ander vlak: de tijd, die niet-Engelstaligen moeten wijden aan de studie van de taal, terwijl dit tijdverlies en deze ernstige inspanning - gemiddeld zijn er tussen 4000 en 8000 uren studie nodig om een goed praktisch niveau te bereiken - worden bespaard aan de inboorlingen, die hun taal leerden zonder iets anders te doen dan met hun gezin te leven en school te lopen in hun hun streek. Volgende opmerking, antwoord van een Koreaanse wetenschapper, Kim Hiongun, op een bevraging van de Britse radio BBC, benadrukt goed het belang van deze inspanning: "Korea investeert enorme bedragen in het onderwijs van het Engels. Indien, toen ik het studeerde, ik mijn tijd naar believen had kunnen besteden, had ik vijf doctoraten kunnen verwerven in de jaren, die ik moest besteden aan het leren van die taal". Britten, Amerikanen, Australiërs en andere Engelstaligen van geboorte kunnen die tijd en die energie investeren in de eigen professionele vervolmaking of in ontspanning; aan de rest van de wereld wordt deze mogelijkheid niet geboden. Is dat rechtvaardig?


Absurd.

De enorme moeilijkheid van het Engels wordt veroorzaakt door een massa niet-consequente dingen, die er op geen enkele manier toe bijdragen om elkaar te verstaan. In de meerderheid van de talen, geschreven met een alfabet, volstaat het enkele spelregels te kennen om foutloos een woord te schrijven, dat men kan uitspreken. In het Engels is foutloos schrijven helemaal niet gemakkelijk, en is het nodig elk afzonderlijk woord te leren uitspreken, en er bijzonder op te letten, waar men de nadruk legt. De letter a wordt niet op dezelfde manier uitgesproken in nation en national, en i wordt in wild en wilderness anders uitgesproken, hoewel in beide gevallen het tweede woord afgeleid is uit het eerste. De drie letters ict worden op een zekere manier uitgesproken (/ikt/) in depict, op een andere manier (/ajt/) in indict. De meerderheid van de niet-Engelstalige westerlingen spreken sweatshirt en Reagan verkeerd uit. Dit gesukkel wordt veroorzaakt door het feit dat niets toelaat te raden op welke manier ea uitgesproken wordt. De uitspraak en de schrijfwijze van elk nieuw woord in zijn geest stoppen eist van elke leerling een aanzienlijke hoeveelheid energie. Het woord absurd om deze afstand tussen schrift en uitspraak te karakteriseren wordt gerechtvaardigd door de vaststelling dat die ontbreekt in de meerderheid van de talen en dat dit geen enkele negatieve weerslag heeft op communicatie.


Deze absurditeit is er maar ééntje uit de tienduizenden. Een regel schrijft voor dat men het meervoud van een substantief vormt door er de letter s aan toe te voegen. Maar het woord woman 'vrouw' wordt in het meervoud women (e vervangt a), en mondeling /wim'n/ (de klank oe, geschreven o, stond zijn plaats af aan de klank i, ook geschreven o). Of laat ons een ontkenning beschouwen. In bijna alle talen ter wereld volgt een ontkenning een regelmatig model, geldig voor alle werkwoorden. In het Spaans kan je, als je weet, hoe je zegt 'ik weet het niet' no sé, dezelfde structuur toepassen op de overige werkwoorden en zeggen no tengo 'ik heb niet', no puedo 'ik kan niet', no soy 'ik ben niet'. In het Engels is het model van I do not know 'ik weet niet' niet toepasbaar op meerdere andere werkwoorden. Men moet zeggen I am not 'ik ben niet', niet I do not be. Bovendien is ook de schrijfwijze in dat verband onsamenhangend. Indien het gaat over een verplichting moet de ontkennende vorm geschreven worden met drie woorden: I must not, indien het gaat over kunnen, met twee: I cannot. Wat betreft de ontkenning bij adjectieven en substantieven, die wordt in de meerderheid van de talen uitgedrukt door een voorvoegsel, dat steeds aan zichzelf gelijk blijft in- in het Frans, un- in het Duits, ne- in het Russisch, bu- in het Chinees, enz. In het Engels is het voorvoegsel nu eens in- (injustice 'onrechtvaardigheid', invisible 'onzichtbaar'), dan weer un- (unjust 'onrechtvaardig', unpleasant 'onbehaaglijk'). Onthouden dat, terwijl 'onvermogend' unable is, 'onvermogen' inability is, maar dat, in het geval van unpleasant 'onaangenaam', het voorvoegsel un- niet verandert naar in-, wanneer men overgaat van een adjectief naar een substantief - men zegt unpleasantness - eist van de hersenen een energieverkwisting, die bespaard wordt in bijna alle andere talen.


Een ander aspect van het Engels dat bijkomt bij de inspanningen, nodig om het te beheersen, is zijn reusachtige woordenschat. Enerzijds heeft het Engels synoniemen, die de meerderheid van de talen probleemloos missen. Men kent geen Engels als men niet weet dat 'lezen' niet alleen is read, maar ook peruse, dat naast inevitable 'onvermijdelijk' unavoidable hetzelfde betekent, dat naast menace, ook threat bestaat voor 'bedreigen' . Anderzijds is er vaak geen enkel vormverband tussen een woord en dat, wat in de overgrote meerderheid van de talen een afleiding is: vergelijk het Engelse tooth / dentist 'tand / tandarts' met het Franse dent>dentiste, het Duitse Zahn>Zahnarzt, het Arabische asnân>tubîb al-asnân, het Perzische dandan>dandansaz, het Japanse ha>haisha, het Chinese ya>yayi, het Maleisische gigi>doktor gigi. Vergelijk arme > désarmement (Duits: Waffe > Entwaffnung ; Russisch : oružie > razoruženie) met het Engels weapon / disarmament. Er is geen enkel vormverband tussen year en annual, city en urban, moon en lunar (vergelijk met Esperanto : jaro> jara, urbo > urba, luno > luna). Al deze vormen, waarvoor een geheugensteunend verband ontbreekt, in het brein bewaren, eist een mentale inspanning die des te meer ontmoedigend is, omdat de leerlingen niet kunnen nalaten te vergelijken met hun eigen taal; ze merken dus dat die absurditeiten niet nodig zijn opdat een taal zijn functie zou kunnen vervullen: een goed wederzijds verstaan bewerkstelligen. Bovendien compliceert het ontbreken van iets gemeenschappelijk waarneembaars tussen de twee vormen het werk voor het langetermijngeheugen. Onsamenhangende dingen in de kop steken eist de installatie van geconditioneerde reflexen. Maar opdat geconditioneerde reflexen zouden stabiel blijven is het nodig ze elke dag te versterken. Een jaar of twee buiten een Engelstalig milieu zijn dus genoeg om de vormen zonder geheugensteun te doen vervagen en een groot deel van de taalverworvenheden moeilijk terug te laten vinden, wat vlot spreken verhindert.


In een tijd, dat men de mensen probeert te overtuigen van de voordelen van rationalisatie in ondernemingen, is het wel raar dat men voor communicatie, onder alle beschikbare talen, een taal kiest, waarin het verband tussen efficiëntie en inspanning in dergelijke mate ongunstig is.


Nooit behandelen de taalkundigen in "Ask-A-Linguist" dat aspect van de vraag, alsof er geen enkel verband zou zijn tussen regelmatigheid en vloeiendheid, tussen samenhang en gebruiksgemak. Niemand zou beweren dat alle cijfersystemen onderlijk gelijk zijn. De hogere doeltreffendheid van de Indisch/ Arabische cijfers in vergelijking met de Romeinse wordt door niemand betwijfeld, en iedereen erkent dat dit te maken heeft met hun concept. Maar het schijnt niet in de geest van onze taalkundigen op te komen dat een taal, volgepropt met niet-consequente dingen, zoals het Engels, automatisch minder geschikt zal zijn dat een taal, die essentieel regelmatig is, zoals Esperanto. Dat een gereedschap of computerprogramma aangenaam en gemakkelijk bruikbaar is of niet, hangt af van de manier, waarop het samengesteld is. Hetzelfde geldt voor een taal. Het is raar dat onze taalkundigen daar nooit schijnen aan te denken.


2. Onwetendheid over Esperanto


2.1 Taalkundig aspect


Zoals elke taal heeft Esperanto een eigen geest, een eigen sfeer, die voortkomen uit verschillende karaktertrekken, waar de volgende de belangrijkste zijn:


a) absolute onveranderlijkheid van de morfemen, die onbeperkt te combineren zijn;
b) de mogelijkheid gelijk welk begrip te gebruiken in eender welke grammaticale functie, dank zij een nauwkeurig merkteken (eindklinker);
c) de mogelijkheid elke taalstructuur te veralgemenen;
d) vrijheid in het verbinden van een woord met zijn complement;
e) de mogelijkheid zijn gedachten even goed "analytisch" onder woorden te brengen (zoals in het Engels) als "synthetisch" (zoals in het Latijn)


a) In het Frans zijn er meerdere en verschillende morfemen, die het begrip 'zien' uitdrukken: v (vu), voy (voyez), vis (invisible, visuel), ver (verrai). Evenzo voor het Engels, waarin hetzelfde idee uitgedrukt wordt, nu eens door s + niet vooraf te kennen klinkers (see, saw, sight), dan weer door vis (visual, invisible). In Esperanto blijft vid altijd vid, zoals men kan zien door de vertalingen te bekijken van de hierboven aangehaalde Franse woorden: vidita, vidas, nevidebla, vida, vidos. Om dezelfde reden blijft het morfeem mi aan zichzelf gelijk in mia, miaj, mian, min in tegenstelling met het Engels, waarin I 'ik' bijvoeglijk my 'mijn' wordt en in de accusatief me 'mij'. Die onveranderlijkheid van morfemen is een eigenschap, die Esperanto gemeen heeft met het Chinees.


b) In veel talen moeten woorden behoren tot een bepaalde categorie: werkwoord, adjectief, bijwoord, enz. Esperanto heeft functies in plaats van categorieën: elke stam kan als werkwoord dienst doen, als substantief, als adjectief en als bijwoord: -i duidt de infinitieve functie van een werkwoord aan, -o de substantieve, -a de adjectieve en -e de bijwoordelijke. In feite komt de adjectieve functie vaak overeen met hetgeen men "genitief" noemt in andere talen en de bijwoordelijke met de "toestandsbepalingen" of "adjecten". Wie het morfeem vid geleerd heeft zal zijn geheugen niet moeten belasten om de ideeën vidi, zien , vido, zicht, vida, van het zien, vide, 'op zicht' te kunnen uitdrukken. Op dezelfde manier zal het morfeem ebl de woorden ebli, mogelijk zijn, kunnen, eblo, mogelijkheid,, ebla, mogelijke, eble, mogelijks, misschien, genereren. En de combinatie van beide levert videbli zichtbaar zijn, videblo, zichtbaarheid, videbla, zichtbare, videble, te zien, zichtbaar.


c) Wie geleerd heeft, dat 'hij ziet niet' li ne vidas is, die weet met volle zekerheid dat 'hij is niet' hetzelfde model zal volgen: li ne estas. Als men te weten komt dat het woord senvidulo (< sen zonder, vid, zien, ulo, persoon), wat hetzelfde betekent als blindulo, blinde, weet men, dat men dezelfde structuur zal kunnen gebruiken voor eender welke stam: sen-religi-ulo 'een persoon, die tot geen enkel geloof behoort', sen-mon-ulo 'een persoon, die geen geld heeft', sen-pov-ulo 'iemand, die in zijn toestand niets kan doen'.


d) De woordorde is zeer vrij in Esperanto. ' hij kijkt naar mij' kan zijn li rigardas min evengoed als li min rigardas. 'een ironische blik ' kan zijn ironia rigardo of rigardo ironia. Bovendien is de manier, waarop een complement verbonden wordt met een werkwoord vrijer dan in de westerse talen. Li rigardas al mi is even juist als li rigardas min.


e) Uit de zoëven aangehaalde eigenschappen volgt dat Esperanto een veel bredere gamma uitdrukkingen voorstelt aan wie een idee wil uitdrukken dan de meeste talen. Het idee ' Hij speelt gitaar met enthousiasme' kan men verwoorden door een analytische structuur: li ludas gitaron kun entuziasmo, of een synthetische : li entuziasme gitaras. Evenzo om het idee uit te drukken 'vertalen in het Frans' heeft men de keuze tussen traduki en la francan lingvon, traduki francen of eenvoudig francigi.


In geen enkele van hun antwoorden beschouwen de taalkundigen van 'Ask-A-Linguist' deze eigenschappen van Esperanto, waarover ze niets of maar weinig schijnen te weten. Toch hebben ze heel belangrijke gevolgen.


2.2 Neuropsychologisch aspect: verband tussen structurering enerzijds, vloeiendheid en gemak anderzijds


Professor en onderzoeker in de psychologie Jean Piaget noemde algemene assimilatie de natuurlijke geneigdheid van het menselijke brein een eerder geassimileerd schema [in het Frans: "schème d'action", "actieschema"] te veralgemenen tot eender welke vergelijkbare toestand. Daarom is het niet zeer moeilijk een Toyota auto te gebruiken, als men reeds met een Ford overweg kan, en daarom leert men sneller orgel spelen als men al piano kan spelen. Die neiging tot veralgemenen speelt een grote rol bij het leren van een taal. Men stelt dat gemakkelijk vast bij jonge kinderen en bij personen, die zich proberen uit te drukken in een vreemde taal. Om in een groot aantal talen volgens de norm te spreken moet men vormen verdringen [verdringen is een vakwoord uit de psychologie, dat in het Engels vertaald wordt door repress, in het Frans door refouler, in het Duits door verdrängen], waartoe men geleid wordt door de veralgemenende assimilatie, die in het brein eerstegraadsreflexen installeert. Om in het Frans de juiste vormen vous dites 'u zegt' of des chevaux 'paarden' te gebruiken, moet men de vormen verdringen, die spontaan opkomen: vous disez en des chevals. Zo ook in het Engels: zeggen feet 'voeten' en he came 'hij kwam' vereist het verdringen van foots en he comed. Een beetje alcohol of een sterke emotie kunnen gemakkelijk de onjuiste vormen doen terugkeren uit de kelder, waarnaar ze verdrongen waren: de verdringing is nooit honderd procent. Taalonregelmatigheden werken de natuurlijke gang van de neurale stroom tegen. In feite worden ze maar automatisch, als ze dagelijks herhaald worden gedurende lange periodes. Als we onze moedertaal spreken (tenzij het gaat over een perfect regelmatige taal, zoals het Chinees) zijn we acrobaten, die tegennatuurlijke bewegingen maken met het grootste gemak, omdat ze, dag na dag herhaald, als het ware een tweede natuur geworden zijn in ons. Maar een kind dat begint te spreken, en een leerling die een vreemde taal begint te leren, zijn nog ver van dit trainingsniveau verwijderd: ze vallen vaak in de strikken die de onregelmatigheden hun spannen.


Omdat het geen valstrikken heeft, leert men Esperanto sneller en gebruikt men het vlotter dan eender welke westerse taal. De neiging tot veralgemening van de geassimileerde taalonderdelen wordt daarin honderd procent gevolgd. Niet allen de grammatica wordt in korte tijd verworven, maar bovendien is het verwerven van de woordvoorraad gemakkelijk door zijn perfecte regelmatigheid. Vraag aan een Franstalige, hoe in zijn taal het jong van een kameel genoemd wordt. Heel waarschijnlijk zal hij zeggen dat hij het niet weet (het woord is chamelon). Stel dezelfde vraag aan een jong kind dat nog maar enkele maanden Esperanto leert, het zal antwoorden, als in een reflex: kamelido. Het heeft geleerd katido kattenjong, kaprido reeënjong, bovido kalf, enz., en het weet dat het dit model mag veralgemenen naar alle dieren.


Evenzo is de overgang van een werkwoord naar een substantief in Esperanto volstrekt coherent. Vergeleken met Esperanto is het Frans op dat gebied moeilijk. Men mag al weten dat 'beminnen' aimer is, daarmee kan men nog niet 'liefde' zeggen: amour, en het is niet mogelijk chute 'val' af te leiden uit tomber 'vallen'. Men moet de twee woorden afzonderlijk leren. Het Engels is niet consequenter, al merkt een beginneling dat misschien niet onmiddellijk. Als hij geleerd heeft he loves / his love 'hij bemint' / 'zijn liefde', he falls / his fall 'hij valt' / 'zijn val', riskeert hij zich in te beelden dat de zaak heel eenvoudig is. Maar het is een illusie, want hij mag niet veralgemenen en zeggen he lives / his live 'hij leeft' / 'zijn leven'; he sells / his sell 'hij verkoopt' / 'zijn verkoop'; he suggests / his suggest 'hij suggereert' / 'zijn suggestie'. Het is nodig de woorden life 'leven', sale 'verkoop', suggestion 'suggestie' afzonderlijk te leren. In Esperanto valt er niet te twijfelen: li amas / lia amo ; li falas / lia falo ; li vivas / lia vivo; li vendas / lia vendo ; li sugestas / lia sugesto.


Wat een winst is voor het geheugen bij het leren, dat biedt een enorme besparing aan neurale energie, als men zich uitdrukt. Vloeiend spreken, dat is reflexief spreken. Indien men op ieder ogenblik zijn geheugen moet afzoeken om een woord of een grammaticale regel te vinden, drukt men zich niet vloeiend uit. Een taal, waarin geen tweedegraadsreflexen bestaan, die men in het neurale systeem moet inbouwen om de eerstegraads te inhiberen, is een taal, die comfortabeler en vlotter kan gesproken worden dan een taal waarin dit voordeel ontbreekt. Om zich in Esperanto uit te drukken zijn geen tweedegraadsreflexen nodig.


2.3 Sociaal aspect


Geen enkele van de taalkundigen, die de vragen over Esperanto beantwoorden, schijnt er zich van bewust te zijn, dat de meerderheid van de personen, die deze taal geleerd hebben, gemotiveerd werden door een verlangen om de rechtvaardigheid onder de volkeren te doen vooruit gaan, en voor de minst bedeelden van onze planeet de kansen op sociaal welzijn te doen groeien. Het is duidelijk dat deze taalkundigen geen enkel idee hebben over de politiek-sociale geschiedenis van Esperanto, over zijn verband met de syndicale en bevrijdingsbewegingen, noch over de vervolgingen, die zijn sprekers geleden hebben onder de meerderheid van de dictators.


Een van de antwoorden vindt dat Esperanto niet kan werken als wereldtaal omdat, volgens de beantwoorder, het een Indo-Europese taal is en omwille van die eigenschap geassocieerd wordt met de gedachte aan westers kolonialisme en imperialisme. De snelle vooruitgang van Esperanto in Afrika beneden de Sahara en zijn succes in landen als Korea, Japan, Vietnam, China of Iran bewijst, dat deze kritiek niets reëels inhoudt. Niets laat toe te beweren dat er in de geest van het publiek een binding ontstaat tussen taaleigenschappen en een politieke toestand. Bovendien, zoals hoger gezien, maken de eigenschappen van het Esperanto dat het, op gebied van structuur, ook een niet-Indo-Europese taal is. Het Europese aspect is beperkt tot de woordenlijst. De woordvoorraad van het Haïtiaanse Creools is meer westers dan die van het Esperanto. Hebben Haïtianen daarom het gevoel dat ze verbonden zijn met imperialisme? De vraag onder woorden brengen is de absurditeit ervan snappen.


Bovendien weten de personen die Esperanto beginnen te leren, of komen ze dat rap te weten, dat deze taal ontstaan is in een onderdrukt land, bezet door een imperialistische buur, en dat het zijn hele geschiedenis lang de bondgenoot was van de kleinen, machtelozen, geëxploiteerden.


Ten slotte lijkt dit verwijt des te verdachter, omdat om de internationale communicatieproblemen op te lossen niets wordt voorgesteld buiten het Engels. Alleen iemand die heel naïef is en volledig afgezonderd van de realiteit van onze wereld kan zich inbeelden dat het Engels vrij is van imperialistische en kolonialistische connotaties.


3. Belang van het historisch perspectief


De antwoorden van de taalkundigen bevatten oordelen over het verleden en de toekomst, die harder zijn, dan objectiviteit toelaat:


- "De ware reden, waarom Esperanto zich niet verbreid heeft, ligt in zijn kunstmatigheid."
- "Omdat het met geen enkele belangrijke politieke beweging een binding had, heeft het geen grote vooruitgang gemaakt."
- "De moedertaal van zijn gebruikers zal de Internationale Taal beïnvloeden en ze zal uiteenvallen in dialecten, zoals gebeurd is met het Latijn, dat de Romaanse talen voortgebracht heeft, die niet onderling verstaanbaar zijn (...). Een taal verhinderen te evolueren is even moeilijk als weglopende katten weer bijeen te brengen.


3.1 Het ritme van de geschiedenis


Die zinnen beschrijven Esperanto als een feit uit de voorbije geschiedenis, of veroordeeld tot een toekomstig fiasco, niet als een zich tegenwoordig ontwikkelende realiteit. Inderdaad kan niemand zeggen of Esperanto nog zal bestaan over vijftig jaar, maar men mag ook niet met perfect zelfvertrouwen beweren dat het mislukt is, dat het zijn kans gehad heeft en ze heeft laten liggen, of dat het zijn maximaal verspreidingsniveau bereikt heeft. De veronderstelling dat de vooruitgang van Esperanto het trage ritme van de historische culturele en politiek-sociale verschijnselen volgt, is minstens even waarschijnlijk als de aangehaalde beweringen, die ook maar veronderstellingen zijn, hoewel ze voorgesteld worden als ware feiten.


Als men de verspreiding van Esperanto vergelijkt met die van de Indisch/ Arabische cijfers, met de afschaffing van het slavendom of met de vooruitgang van de vrouwen in het politieke en economische leven, stelt men vast, dat geschiedenis zeer traag vooruitgaat op gebieden, waar de mensen een oude manier van denken moeten vervangen door een nieuwe om te kunnen genieten van de voordelen van de betrokken vooruitgang. Vernieuwende voorstellen, die een grotere rechtvaardigheid beogen, wekken altijd tegenstand op. Ze gaan in tegen de belangen van machtige groepen, die al hun kracht inzetten om hun privileges te bewaren. Het mensdom biedt er ook weerstand tegen, waarschijnlijk uit angst zich te moeten aanpassen, en dus diepgewortelde gewoonten te zullen moeten veranderen naar niet-technische, niet-materiële nieuwigheden, die eenvoudig en praktisch zijn, het dagelijkse leven vergemakkelijken en de vrucht zijn van menselijke creativiteit. Die verbreiden zich dus langzaam.


Een typisch voorbeeld is het metriek stelsel. Het werd voorgesteld door Gilbert Mouton in 1647. In 1767 honderd twintig jaar na de publicatie, werd het nog nergens gebruikt en waren zij, die er iets over wisten, slechts zonderlingen. Vergeleken daarmee is het succes van Esperanto zeer merkwaardig, als men beschouwt dat er heden (2006), minder dan 120 jaar nadat het op het wereldtoneel verscheen, mensen zijn die het in heel veel steden van meer dan honderd landen in de praktijk gebruiken, en ook in een groot aantal minder grote woongebieden. Als dat zo is, stelt de vraag zich, of we niet in het stadium gekomen zijn, waar een exponentiële kromme nog vrij vlak is. Negatief antwoorden, zoals onze taalkundigen, is niet wetenschappelijk. Ook ja antwoorden zou dat niet zijn. De geschiedenis leert ons, dat het te vroeg is om dat te weten.


3.2 Kunstmatigheid


De taalkundige die de beperkte verspreiding van Esperanto toeschrijft aan het feit dat het, volgens hem, kunstmatig is, verklaart het causaal verband tussen de twee vaststellingen niet. Arabische cijfers, met hun nul, of het metriek stelsel, met zijn mooie coherentie, die herinnert aan de vorming van het Esperantowoordenboek, zijn niet minder kunstmatig. Evenals het Esperanto zijn ze de vrucht van menselijke creativiteit.


Overigens, wat betekent het woord "kunstmatig", waar het toegepast wordt op een taal? Voor een Franstalig kindje is het natuurlijker te zeggen plus bon, vous disez, des chevals dan de juiste vormen meilleur, vous dites, des chevaux te gebruiken. Evenzo zegt een Engelstalig kind op de meest natuurlijke manier foots, it's mines, he falled; het gebruikt zelf in het begin niet de officiële feet, it's mine, he fell. De vormen die overeenkomen met de officiële norm worden in het brein maar vastgelegd na lange invloed van het milieu, dus door kunstmatige conditionering, uitgeoefend van buiten uit: bij niemand brengt het brein ze van nature voort. De schrijver van dit artikel had de gelegenheid de taal van een vijfjarige tweetalige, Esperanto-Franse jongen te observeren. Zijn Esperanto was foutloos, maar zijn Frans was nog ver van de norm. Mag men uit dit feit niet afleiden dat Esperanto natuurlijker is?


3.2 Toekomstige ontwikkeling


Niemand kan zeggen wat er morgen zal gebeuren. Misschien zal Esperanto na x decades of eeuwen, uiteenvallen in dialecten. Maar dat is helemaal niet zeker. Het voorbeeld van het Latijn is niet geldig. Gedurende eeuwen bleef het Latijn de eenheidstaal, hoewel het gebruikt werd op een heel groot territorium, zich uitstrekkend van Engeland tot Oost-Azië. Wat het uiteenvallen van een taal in onderling niet verstaanbare dialecten veroorzaakt, is noch afstand, noch duur, maar het stoppen van communicatie. Het Latijn ging maar over in Romaanse talen toen de Romeinse administratie uiteenviel, zodat de Romaanse talen geïsoleerd raakten. Overigens, gebeurde deze verdwijning van het Latijn enkel op het vlak van het volk, niet van de intellectuele elite, die verder het eenheids-Latijn beheerste, verschillend van het klassieke op slechts enkele punten, maar dat een perfect onderling verstaan mogelijk maakte van het ene uiteinde van Europa tot het andere. In de dertiende eeuw doceerde iemand van de universiteit van Keulen, Praag of Cambridge in het Latijn in Parijs, en dit stelde geen enkel probleem. Wat er ook van zij, wanneer relaties intenser worden onder taalgenoten, wanneer ze naar elkaar toe reizen, naar dezelfde spektakels gaan kijken, dezelfde tijschriften lezen, komen talen dichter naar elkaar toe. Daar geeft het Frans een voorbeeld van: het verschil van de taal naargelang ze gesproken wordt in Frankrijk, België, Canada en Zwitserland is nu minder groot dan een eeuw geleden.


Diachronisch onderzoek van Esperanto getuigt van hetzelfde verschijnsel. In het begin was het niet moeilijk te raden tot welk volk een auteur behoorde. Vandaag niet meer. De taal is één geworden. Elektronische post, die furore maakt in de Esperantowereld, werkt eenmakend. Eenzelfde evolutie gebeurde in verband met uitspraak. In de jaren 1950 werden Esperantotalige radioprogramma's uit Frankrijk en Zweden gekenmerkt door een heel duidelijk waarneembare nationale manier van uitspreken. Vandaag spreken de meeste jonge Fransen, die Esperanto spreken de r's als tong-r uit en leggen ze de nadruk juist, op de voorlaatste lettergreep, wat nauwelijks twintig jaar geleden een zeldzaamheid was. En men hoort de Zweden de eind -e niet meer uitspreken als "schwa" (9) - d.w.z. met een onduidelijke, onbepaalde, kleurloze klinker - zoals de spreker van de Zweedse radio omstreeks 1950 (wat overigens geenszins een perfecte verstaanbaarheid belette). De wil elkaar te verstaan zet taalmechanismen in gang, die toelaten misverstanden te vermijden. Dit feit is duidelijk te merken voor al wie aan de hand van documenten de evolutie van het Esperanto onderzoekt. (10)


De geschiedenis van Esperanto bewijst dat een conventionele taal kan evolueren zonder iets van haar eenheid te verliezen: het volstaat daartoe, dat de wil elkaar wederzijds te verstaan voldoende sterk is, opdat de evolutie overal op dezelfde manier zou verlopen, of opdat afwijkende evoluties niet zouden blijven, wegens het eenvoudige feit dat de gemeenschap, zelfs als was het maar onbewust, zich oneens voelt met de geest van de taal.


4. Ongecontroleerde beweringen


De antwoorden, die te lezen zijn bij 'Ask-A-Linguist' staan vol ongecontroleerde beweringen, bijvoorbeeld:


- "Esperanto is voor een niet-Europeaan niet gemakkelijker dan een andere Europese taal."
- "Omdat het geen gemeenschap van sprekers heeft, is Esperanto geen levende taal."
- "De rijkdom ontbreekt er aan en de mogelijkheid tot trilling te brengen van een levende taal."
- "Zijn woordvoorraad is eentonig, omdat een hele familie woorden uit slechts één stam voortkomt."
- "Esperanto leren is volstrekt tijdverlies."
- "Omdat er geen geboren sprekers zijn, spreekt iedereen het uit volgens de fonetische structuur van zijn moedertaal, en is het moeilijk elkaar te verstaan."


Elk van deze beweringen is een theoretische conclusie, die men niet getoetst heeft aan de realiteit. Die taalkundigen drukken zich uit, alsof de conclusie vanzelfsprekend zou zijn. In feite volstaat het te velde waar te nemen hoe de zaken verlopen, om vast te stellen dat geen enkele ervan met de waarheid overeenstemt.


a) "Esperanto is voor een niet-Europeaan niet gemakkelijker dan een andere taal".


Dit beweren is tonen dat men er zich niet van bewust is, wat een taal gemakkelijk of moeilijk maakt. In Zwitserland schrijven Italiaanstalige leerlingen foutloos na één jaar basisschool, terwijl jonge Franstaligen nog niet juist schrijven op de leeftijd van 12 of 13 jaar. Waarom? Omdat de Italiaanse spelling eenvoudig en consequent is, in tegenstelling met de Franse, waarin er geen eenduidig verband is tussen de manier van uitspreken en de schrijfwijze. Hoe minder te onthouden details, hoe sneller de vooruitgang. Esperanto wordt sneller verworven dan eender welke Europese taal, welke ook de moedertaal is, eenvoudig omdat ze consequenter is. Er is een Franstalig artikel te lezen onder de titel "Asie : anglais ou espéranto - Quelques témoignages" [Azië: Engels of Esperanto - Enkele getuigenissen], met veel aanhalingen in het Engels, die een dozijn getuigenissen van Aziaten bevat, die Engels en Esperanto geleerd hebben en beide talen vergelijken op gebied van gemakkelijkheid. Enkel een persoon die niets gecontroleerd heeft kan beweren dat de twee talen een gelijke moeilijkheid vertonen. Jawel, Esperanto kan drie- of viermaal moeilijker zijn voor een Chinees dan voor een Fransman, maar dat doet niets af van het feit dat het voor hem dertigmaal gemakkelijker is dan het Engels, een taal met een reusachtige woordvoorraad, met een grammatica en woordvorming die krioelt van onsamenhangende dingen.


b) "Omdat het niet de taal van eensprekers gemeenschap is, is Esperanto geen levende taal."


Welke zijn de criteria, die de definitie van taalleven toelaten? Dit punt wordt behandeld op bladzijden 237 - 242 van Le défi des langues, (11) evenals de toepassing ervan op het specifieke geval van Esperanto. Hier volgt een uittreksel:


In Zwitserland twijfelt er niemand aan dat het Reto-Romaans, de vierde nationale taal, gesproken in enkele dalen van de Grisons, een levende taal is. Maar vergeleken met de levendigheid van Esperanto is het een taal, die nauwelijks een beetje leeft. Esperanto heeft meer sprekers dan het Reto-Romaans, het brengt meer boeken voort, meer liederen, wordt meer gebruikt op de radio, het dient gedurig in allerlei bijeenkomsten, en vooral, de wil om het te laten leven is oneindig veel groter dan de wil van de Romaanse bevolking, vooral de jonge generatie, om hun taal levend te houden. Alle Esperantosprekers zijn tweetalig, maar ook alle Romaanssprekers.


Overigens stemt Esperanto overeen met de criteria van een levende taal, omdat het evolueert. Dat is niet iets om over verwonderd te zijn, als men ziet dat het gebruikt wordt. Gebruik vervormt altijd een taal, tenzij er zeer machtige conservatieve druk op uitgeoefend wordt van buitenuit, kunstmatig. In deze evolutie spelen drie krachten een rol: de wederkerige invloed van een latent taalpotentiaal, dat aanvankelijk ongebruikt bleef, omdat de gewoonten van de nationale taal de overmacht hadden. De mensen, die Esperanto geleerd hebben, leerden het om de communiceren met mensen uit allerlei landen. Er hebben dus gedurig wisselwerkingen plaats tussen zeer verschillende manieren van denken, voelen en zich uit te drukken. Ook de culturele referenties zijn zeer divers. Dit alles schept een ononderbroken uitwisseling van acties en reacties, die van Esperanto een realiteit maken, even levend als het Frans in de tijd van Rabelais.


Het bestaan van een gemeenschap van sprekers kan men enkel betwijfelen, indien met verkiest de betreffende documenten niet te doorzoeken. De lezer, die zekerheid wil krijgen, zal bevestiging van dit bestaan vinden door op internet te surfen. Ook aan te bevelen is het artikel van Richard E. Wood "A voluntary non-ethnic, non-territorial speech community". (12)


c) "Het mist de rijkdom en de mogelijkheid van tot trilling te brengen zoals bij een levende taal." Een eenvoudige analyse van literaire teksten, gepubliceerd in het Esperanto, volstaat om deze kritiek als ongegrond af te doen. Esperanto is een rijke taal, omdat niets de taalcreativiteit van de spreker of de schrijver beperkt. Laat ons de volgende zinnen beschouwen, geput uit een roman van een Esperantospreker uit Bengalen: (13)


Ĉu kun la aliloĝiĝo oni alipsikiĝas? (14) [hoofdstuk. 4, p. 6]
`Als men elders gaat wonen, wordt men dan ook anders van psyche (van persoonlijkheid)?'


Ŝi senŝvitigadis la frunton per la rando de sia sario. [Hst. 5, p.5].
`Ze depte gestadig het zweet van het voorhoofd met de rand van haar sari'


La subita ekkolero iom malordas ŝin, belen [Hst. 6, p.2].
'De plots opkomende woede brengt haar een beetje in de war, naar schoonheid toe'


Ŝi iel senpeze lanĉas la vortojn el malantaŭ la dentoj - kaj ili disvojas nebulen [ĉ. 6, p. 5].
`Met enige lichtheid lanceert ze woorden van achter de tanden - en ze gaan verschillende wegen uit om zich als in een nevel te verspreiden'.


Se bati la propran edzinon kaj devigi servon estis la feŭdismo, ĉu batminace perterori la servon de aliulaj edzinoj do nomiĝu la socialismo? [Hst. 5, p.8].
`Als zijn eigen echtgenote slaan en tot dienst dwingen feodaliteit was, moet het door onder met slaan dreigend terreur afdwingen van de dienst van echtgenoten van anderen dan socialisme genoemd worden?'


Hoe aan een lezer, die geen Esperanto verstaat, de evocerende natuur van de onvertaalbare woorden laten aanvoelen, die in deze zinnen gebruikt worden? Het is niet alleen onmogelijk ze precies te vertalen, het is zelfs al moeilijk de zin ervan doen verstaan - die evident is voor iedereen die Esperanto geleerd heeft. In het eerste citaat wordt ali-loĝ-iĝ-o 'verhuizing' ontleed als ali 'ander', loĝ 'woon', 'word', -o, het teken dat het begrip zelfstandig gebruikt wordt. Het woord alipsikiĝi 'anders van psyche worden', wordt op gelijkaardige manier ontleed: ali-psik-iĝ-i (de eind -i toont aan dat het gaat om een infinitief; alipsikiĝo betekent 'het feit zijn psyche te veranderen', 'een overgang van een psyche naar een andere psyche'. Wat een lezer niet kan voelen omdat hij de taal niet kent, dat is de indruk die dat woord maakt, zijn vibrancy, zijn mogelijkheid van tot trilling te brengen, om de uitdrukking van de taalkundige te gebruiken. Het woord krijgt een heel verschillende weerklank in de geest van de lezer dan een woordelijke vertaling zou doen zoals ŝanĝi la psikon, transiri al alia psiko of transiri alipsiken.


In het tweede citaat wordt, sen-ŝvit-ig-ad-is ontleed als sen 'zonder', ŝvit 'zweet', ig 'maken', ad 'voortdurend' -is verleden tijd van een werkwoord. Een woordelijke vertaling zou zijn "herhaaldelijk maakte ze [haar voorhoofd] vrij van zweet".


Een woord als senŝvitigadis kan lang schijnen en barbaars voor een oningewijde. In feite leert de ervaring dat maar weinig praktijk nodig is opdat oog en brein zouden gewend worden de onderdelen waar te nemen, waaruit zulk een woord bestaat, en automatisch de synthese te maken die de betekenis oplevert. Overigens behoort, senŝvitigi 'ontdoen van zweet' tot een goed bekende reeks, waarin zich ondermeer bijvoorbeeld bevinden sen-arb-igi 'ontdoen van bomen, ontbossen', sen-vest-igi 'ontkleden', sen-ŝu-igi 'schoenen uittrekken', sen-kulp-igi 'verontschuldigen', sen-hered-igi 'onterven', enz.


Iemand die de twee talen beheerst en telkens de zin en de vertaling ervan vergelijkt, voelt onmiddellijk aan dat het Nederlands er niet in slaagt de indruk over te brengen, het gevoel, de echo van de Esperantowoorden. Betekent dit, dat onze taal arm is? Helemaal niet, haar rijkdom is gewoon anders dan die van Esperanto. De moeilijkheid deze begrippen in het Nederlands of in het Engels uit te drukken, toont aan dat het niet objectief is Esperanto te verwijten dat het rijkdom mist of de mogelijkheid van tot trilling te brengen .


d) "Zijn woordvoorraad is eentonig, omdat een hele familie woorden voortkomt van slechts één stam." Waarop steunt de schrijver van deze zin zich om zich zo zelfzeker te voelen? Zeker niet, zoals een taalkundige zou moeten doen, op onderzoek van teksten en bandopnamen van gesprekken. Indien het feit dat veel woorden afgeleid worden van slechts één stam een bron van eentonigheid zou moeten zijn, dan zouden het Arabisch en het Hebreeuws heel eentonige talen moeten zijn. De laatste uitgaven van het verklarende Esperantowoordenboek Plena Ilustrita Vortaro (Parijs: SAT, 2002) bevat 16780 stammen, het Arabisch-Franse woordenboek van Daniel Reig (Parijs: Larousse, 1999), beschouwd als een volledig woordenboek, bevat er maar 6089. De hele Hebreeuwse Bijbel werd geschreven met 2055 stammen. Enkel een persoon, die er niet mee bekend is, kan het eentonig vinden, en deze onbekendheid toont onmiddellijk dat hij of zij onbekwaam is. Overigens bereikte het Latijn zijn cultureel hoogtepunt in de tijd van Cicero, toen zijn woordvoorraad beperkt was tot 2500 woorden.


Esperanto is niet eentonig, want het is een taal waarin overvloedig synoniemen bestaan. Een taalkundige die dit aspect van de taal wil onderzoeken zal er snel van overtuigd zijn, indien hij eenvoudig onderzoekt hoe de woorden 'tradukita de' 'vertaald uit' in gepubliceerde teksten uitgedrukt worden. De variatie is groter dan in eender welke andere taal. Men vindt natuurlijk tradukita de, maar zeer dikwijls ook woorden als elangligis 'heeft uit het Engels gehaald', gevolgd door de naam van de vertaler, of esperantigis 'heeft in het Esperanto gezet', enz. Overigens is het mogelijk het werkwoord traduki te vervangen door translingvigi 'omzetten van één taal naar een andere' of alilingvigi 'anderstalig maken'.


In een Esperantotalige roman is de woordvoorraad des te min eentonig, omdat de schrijver de talloze modulaties uitbaat, waardoor het mogelijk is eender welke stam te nuanceren. Het feit dat, om te zeggen 'zonder vlam', het mogelijk is te kiezen tussen sen flamo, sen flami, senflama en senflame geeft al de mogelijkheid eentonigheid te vermijden in verband met de geluiden. Bovendien heeft het woord bruli 'branden' meer synoniemen in Esperanto dan in verschillende talen als men beschouwt dat het mogelijk is behalve bruli te zeggen flami en fajri (< fajr 'vuur').


Veel andere eigenschappen van Esperanto maken het tot een bijzonder aangename taal voor een schrijver, die een afkeer heeft van eentonigheid. Laat er ons slechts drie vermelden:


1) het morfeem ul, vaak als achtervoegsel gebruikt, geeft de mogelijkheid een rolspeler te tekenen met een karakteristiek detail: pipulo 'de man met de pijp', kisemulo 'die, welke altijd maar wil kussen', zigzagnazulo 'de man met de zigzagneus';

2) een morfeem em, dat een neiging, tendens, verlangen tekent: li rigardis vin foteme 'hij bekeek u, alsof hij een foto van u zou willen maken';

3) Actieve en passieve deelwoorden in tegenwoordige, verleden en toekomende tijden, vaak als substantief gebruikt: la sekvoto 'hij die men zal volgen', la celato 'die, welke men bedoelt', la minacinto 'hij, die bedreigd heeft', of bijwoordelijk: ridinte, 'nadat hij gelachen had', batote, 'voelende dat men hem zal slaan'. De eentonigheid, die de taalkundige toeschrijft aan Esperanto is afgeleid uit een premisse, waarvan hij zich de vele aspecten niet verbeeldde, en die hij niet gecontroleerd heeft vooraleer ze te behandelen op autoritaire toon, alsof hij bevoegd was. Hij viel in dezelfde val als zijn collega's op andere punten.


e) "Esperanto leren is volstrekt tijdverlies." Dit drastisch oordeel overweegt de vele voordelen niet, die voortkomen uit het beheersen van Esperanto, noch de betekenis van het politiek-sociaal engagement, dat aanzet deel te nemen aan de acties, ondernomen om het bekend te maken. Het miskent ook het feit dat Esperanto een uitstekende voorbereiding is voor latere studie van andere talen.


De Esperantogemeenschap is voldoende ruim en voldoende wereldwijd verspreid om nuttig te kunnen zijn in allerlei omstandigheden, om contacten te hebben zonder taalprobleem met mensen van ter plekke of met die van een ander land. Ook het plezier zonder taalproblemen van gedachten te kunnen wisselen en zonder zich een vreemdeling te voelen is een belangrijke factor, waar een groot genoegen uit voortspruit. Esperanto brengt uitwisseling van ideeën in een sfeer die zeer verschillend is van die, welke een andere taal schept, die gebruikt wordt als middel tussen anderstaligen. Tenslotte is de originele Esperantoliteratuur niet minder interessant dan die van gelijk welke taal in de eerste eeuw van haar bestaan,als schrijftaal, en ook vertaalde literatuur is de moeite waard, want Esperanto is een taal die beter aangepast is dan andere voor de noden van vertaling, zoals een vergelijking tussen verschillende versies van dit of dat werk uitwijst. (15)


f) "Omdat er geen geboren sprekers zijn, spreekt iedereen volgens de fonetische structuur van zijn moedertaal, en is het moeilijk elkaar te verstaan." Het is waar dat veel Esperantosprekers uitspreken volgens de fonetiek van hun moedertaal. Nochtans bestaat er ook een omvangrijke verhouding, die uitspreekt zonder een apart accent. Wat er ook van zij, de hoofdzaak is, dat deze verschillen een vlot onderling verstaan niet verhinderen. Dat is zeker een van de punten, waarin Esperanto in de praktijk zeer superieur blijkt te zijn aan het Engels.


Als men Esperanto waarneemt zoals het gesproken wordt in bijeenkomsten of eenvoudige gesprekken, merkt men op dat regionale uitspraakwijzen helemaal niet belangrijk zijn. Het zijn eenvoudige varianten in de manier van spreken, die een bepaalde afkomst oproepen zonder het verstaan te hinderen. De hoger aangehaalde taalkundige kritiseert Esperanto, zeggende dat sommigen /k/, /p/ en /t/ zullen uitpreken met een kleine aanblazing (hoorbare luchtstroom) voor de volgende klinker, zoals in het Duits en het Engels, terwijl anderen zullen uitspreken zonder dit, zoals in het Italiaans of Frans. Inderdaad, als u de Esperanto programma's van de Chinese radio luistert zal u die kleine aanblazing waarnemen, die u niet zal horen bij radio Vaticaan. Maar u zal zelfs niet één enkel geval kunnen aanhalen, waar dit verschil de verstaanbaarheid beïnvloedt. Alle Esperantogebruikers hebben zich gewend aan zulke kleine verschillen.


Wie gesproken communicatie waarneemt in internationale groepen, stelt snel vast dat wederzijds verstaan veel beter gaat in Esperanto dan in het Engels. Die superioriteit komt onder meer hierdoor:


- Het kleine aantal klinkerfonemen, elk ervan heeft een breed gamma van mogelijke uitspraken (5 duidelijke klinkers in tegenstelling met 24 in het Engels, als men oordeelt volgens het Internationale Fonetische Alfabet; onderscheid maken tussen socks en sucks, sucks en sacks, sacks en sex, sex en six, six en seeks is een ernstige moeilijkheid voor de meerderheid van de aardbewoners);


- de onveranderlijke plaats van de klemtoon;


- de gemiddeld iets grotere lengte van de woorden, die aan de hersenen betere kansen biedt het gezegde goed te ontleden (die grotere lengte wordt gecompenseerd door de structuur van de taal: vergelijk het Engels system, systematic, systematically met het Esperanto sistemo, sistema, sisteme of translated into English met angligis;


- het feit dat in Esperanto bijna alle woorden in een willekeurige zin eindigen op een klinker, een halfklinker, s of n, wat de uitspraak duidelijk gemakkelijker maakt voor de grote meerderheid van de volkeren, terwijl groepen medeklinkers, zoals rst, rd, cts, ndz, pt - vaak voorkomend aan het einde van Engelse woorden, uitspraakbewegingen vereisen, welk veel niet-Engelssprekenden, vooral mensen van buiten Europa, slechts met moeite kunnen voortbrengen.


Logica is uitstekend, maar het kan in de realiteit de controle niet vervangen. Afleiden uit ongecontroleerde premissen, dat Esperanto dit of dat nadeel zou hebben, zonder ooit in de realiteit te onderzoeken, om te weten of die het besluit bevestigt, is een manier van werken, die niets gemeen heeft met wetenschappelijke taalkunde. Men mag betreuren dat, zeker helemaal met eerlijke bedoelingen, onze taalkundigen ze aangenomen hebben met zulke mooie eensgezindheid.


5. Gebrek van vergelijking


5.1 De verschillende middelen toegepast om de taalbarrières te boven te komen worden niet vergeleken


De enige vergelijkingen voorgesteld door de beantwoordende taalkundigen houden verband met taaleigenschappen, nooit met de taal, gezien als een brug tussen culturen. Ze gaan dus voorbij aan een zeer belangrijk aspect van de vraag, namelijk, dat Esperanto een precieze functie heeft: aan personen van verschillende origine toelaten elkaar wederzijds te verstaan. Het beoordelen, zonder die functie te overwegen, heeft niet meer zin dan een werktuig beoordelen zonder aandacht te geven aan het gebruik waar het voor gebouwd werd.


Zoals voorheen gezegd is Esperanto in deze functie een middel onder meerdere, evenals het klungelig Engels, simultaanvertaling en de andere middelen, gebruikt onder anderstaligen om te communiceren. Wat betreft investeringen in tijd, geld, uitrusting, personeel of neurale energie of investeringsresultaat, dat bijna nul kan zijn (gebaren) tot bijna perfect (goed beheerst Engels) zijn deze middelen helemaal verschillend. Nooit vergelijken onze taalkundigen Esperanto in reële situaties met deze andere manieren om te communiceren tussen culturen. Ze drukken zich uit, alsof het zou volstaan aan de taal een reeks mankementen en slechte eigenschappen toe te schrijven, om de vraag af te handelen. Maar nadat ze Esperanto verworpen hebben, stellen ze niets voor buiten het Engels, zonder het feit te commentariëren dat het Engels de meerderheid heeft van de haperingen, die ze aan Esperanto verwijten, en in veel hogere mate. Laat ons aannemen dat Esperanto geen ideale wereldtaal zou zijn omdat iedereen het uitspreekt met zijn nationaal of plaatselijke uitspraak. Maar wat dan met het Engels? Als het gebruikt wordt als internationaal middel om elkaar te verstaan, misvormen de uitspraakgewoonten van de moedertaal het ook niet? Een eenvoudige vergelijkende analyse van de fonetische eigenschappen van beiden en van de vele talen, gesproken op onze planeet, volstaan om aan te tonen dat Esperanto uit fonetisch oogpunt meer gemeenschappelijke dingen heeft met de meerderheid van de talen dan het Engels. Welke zin heeft het een optie te verwerpen, als men zorgvuldig vermijdt een even goede of een betere oplossing voor te stellen?


5.2 Gemis aan vergelijking van overwegenswaardige elementen


De neiging over het hoofd te zien, hoe belangrijk het is zijn redeneringen te baseren op vergelijkingen, reeds herhaaldelijk genoteerd, wordt hier en daar teruggevonden in verband met afzonderlijke taaleigenschappen. Bijvoorbeeld vindt een van de taalkundigen Esperanto verwerpelijk omdat, volgens hem, mensen het volgens de gewoonten van hun moedertaal, onduidelijk zullen uitspreken - als "schwa" (16) - de klinkers, die niet meer beklemtoond zijn, wanneer het regelmatige afleidingssysteem het accent verschoven heeft naar een latere lettergreep. Raar, nietwaar?, dat die mijnheer niet gemerkt heeft dat hetzelfde verschijnsel bestaat in het Engels, waarin de overgang van economy naar economic of van product naar production de heldere o klank, die het had in het eerste woord, doet verloren gaan in het tweede woord van beide paren. Als dit het Engels niet ongeschikt maakt om te dienen als wereldtaal, waarom zou hetzelfde verschijnsel dan wel een negatieve uitwerking moeten hebben op Esperanto? Nog eens, hij heeft zijn bewering niet gecontroleerd. Een onderzoeker, die Esperanto observeert, als feitelijk gesproken taal, stelt feitelijk vast dat Britten, Portugezen en Bulgaren een klinker, die zou moeten helder zijn, vaak "schwa" uitspreken. Maar hij of zij stelt ook vast, dat dit in de praktijk een perfect verstaan helemaal niet hindert.


De bijzonderste fout van deze taalkundige is, dat hij een geval tot de hele planeet veralgemeent, dat uiteindelijk relatief zeldzaam is in het panorama van de talen. "Schwa" - verandering van de natuur van een klinker, wegens verlies van de klemtoon, komt wel voor in het Engels, maar niet in het Duits of het Nederlands; wel in het Portugees, maar niet in het Spaans, het Italiaans, het Frans, of het Roemeens; wel in het Russisch, maar niet in het Tsjechisch, het Pools of het Servo-Kroatisch. Het ontbreekt in zoveel talen -Japans, Chinees, Indonesisch, Hebreeuws, Perzisch, Svahili, Lakotisch, Hongaars, Fins, enz. - dat het onmogelijk zou zijn ze allemaal op te noemen. De meerderheid van de talen vertoont dat verschijnsel niet. Is, voor een taal met een wereldwijde roeping, het niet het beste systeem dat van de meerderheid te volgen?


6. De neiging van uit de hoogte te spreken


6.1 Raad


Het is helemaal normaal dat een professor, geraadpleegd door een student of leek, een toon aanneemt van iemand die het weet, die bekwaam is; hij is immers de specialist. Spijtig, bij de hier beschouwde taalkundigen ontbreekt de bekwaamheid in verband met Esperanto. Slechts één onder hen heeft in zijn tijd de taal geleerd, maar hij heeft niet echt deelgenomen aan activiteiten, die hem zouden toelaten met volle kennis te weten hoe het in de praktijk werkt. Voor iemand die bekend is met de Esperantowereld, is het dus schokkend, vast te stellen, dat die vaklui betreffende talen, maar leken in die van Zamenhof, vaak raad geven, bijvoorbeeld: "Zeg aan je Japanse vriend, dat hij Esperanto vergeet en liever Engels leert, of Frans of Chinees." Men kan betreuren dat personen die niets weten over de praktische voordelen van het beheersen van Esperanto en die over zijn eigenschappen alleen een verkeerd idee hebben, zulke raad uitspreken. Ze oefenen op de vraagsteller een druk uit, die niet zeer democratisch is. Indien men zich gedwongen voelt iets aan te raden, zou men er niet liever de voorkeur aan geven te zeggen: "U moet weten, zelfs als men taalkundige is, is men daarom niet bekwaam op gebied van Esperanto. Ik raad u aan de zaak te onderzoeken. Met Internet zou dat niet te moeilijk moeten zijn."


Een van de vrouwelijke collega's herhaalt een gelijkaardig liedje: "Wat bedoelt u, als u het idee overweegt een vreemde taal te gaan leren? (...) Als u wil reizen, leer een taal uit de streek, waarheen u wil gaan. Indien de klanken van een of andere taal u bevallen, kies die dan. Indien u literatuur wil lezen in het originele werk, leer dan de taal van uw geliefde schrijvers." Die persoon schijnt niet te begrijpen, dat men kan verlangen in de hele wereld te reizen en overal contact te hebben met plaatselijke mensen zonder taalprobleem, bijvoorbeeld dank zij het wereldwijde net voor logement in een Esperantosprekende thuis. (17) Noch dat de klanken van de taal van Zamenhof kunnen aantrekkelijk zijn. Noch dat men kan houden van zeer verschillende vormen van literatuur en verlangt werken uit diverse landen te lezen uit vertalingen, gemaakt door landgenoten van de schrijver in een taal die beter aangepast is aan de meerderheid van de eisen van een literaire vertaling. Deze onbekwaamheid van een intellectuele vrouw om zich de vaak voorkomende beweegredenen in te beelden, waarom mensen Esperanto gaan leren, is toch wel vreemd, nietwaar?


6.2 Toon


Enkele antwoorden worden gekenmerkt door een neerbuigende toon van uit de hoogte, paternalistisch, vaak met door niets gerechtvaardigde ironie of sarcasme.


Welke zin heeft het te spreken over de "hogepriesters en evangelisten van de Esperantobeweging" (High Priests and Evangelists of the Esperanto Movement) ? Waarover gaat het? Ja zeker, er bestaan onder de Esperantogebruikers personen, die raar of fanatiek overkomen, zoals men er vindt in elke groep mensen. Misschien heeft de juist aangehaalde taalkundige zulke mensen ontmoet. Maar rechtvaardigt dit, dat hij hen als typerend aanziet voor de hele gemeenschap van hen, die de taal gebruiken. Socioloog Peter G. Foster besloot uit zijn onderzoek over Britse Esperantisten, (18) dat ze in alle opzichten gelijken op de algemene groep Britten, behalve in twee details: er zijn iets meer vegetariërs onder hen en mensen, die stemmen voor de Labour-partij.


De Esperantowereld is zeer divers en de sfeer in één land laat niet toe te veralgemenen tot de hele planeet. In Brazilië bijvoorbeeld behoren veel Esperantogebruikers tot de spiritistische beweging (of omgekeerd: misschien zijn spiritisten, talrijk in dit land, meer geneigd dan andere Brazilianen, Esperanto te leren), maar Brazilië is op zich, in dat verband, een uniek geval in de wereld. Ze aanzien als typisch voor de Esperantistengemeenschap zou een zware vergissing zijn. De Esperantogemeenschap omvat een dozijn Nobelprijswinnaars. De auteurs van het citaat hierboven zouden er niet in slagen zelfs maar één tekst uit die mensen hun tekst voor te leggen, die het zou mogelijk maken hen onder de "hogepriesters en evangelisten" van het Esperanto te klasseren. Het is gemakkelijk dergelijke uitdrukkingen te gebruiken die meer laten onderverstaan dan wat ze duidelijk zeggen. Het is moeilijker ze te staven met documenten of getuigenissen.


Overigens is er geen enkel verband tussen een ideologische keuze en de mogelijkheid van een taal de communicatie tussen anderstaligen te vergemakkelijken. Zoals eender welk taalcollectief, worden Engelstalige inwoners gekenmerkt door trekken, die hen onderscheiden van alle anderen. Niemand heeft daaruit het besluit getrokken, dat dit aan het Engels de kwaliteiten ontneemt, die nodig zijn om efficiënt te zijn als wereldwijd communicatiemiddel. De aangehaalde zin drukt een door niets gerechtvaardigde afkeer aan.


Wat valt er anders te zeggen over de taalkundige die proclameert: "Ik zal mijn afkeer niet verbergen, die ik voel voor die gekken, (19) wier kinderen het Esperanto hebben als eerste taal. Waarom geen Klingon?" (20), dan dat deze uitspraak hem niet doet voorkomen als iemand die bijzonder tolerant of objectief is? Verdienen de paren met dubbele nationaliteit, die zich gevormd hebben gedurende een Esperantogebeurtenis en die een Esperantotalig gezin gesticht hebben omdat de taal van Zamenhof in het begin hun enige gemeenschappelijke was, een dergelijke afkeer? En zelfs als het gaat over twee mensen met eenzelfde moedertaal, die beslissen de kinderen in Esperanto op te voeden, omdat ze aan deze taal een menselijke en culturele verrijking schuldig zijn, die ze hoog achten, en omdat ze uit eigen ervaring weten, welk voordeel de verwerving van Esperanto in de kindertijd biedt voor het latere leren van andere talen, heeft men dan het recht zich op deze toon over hen uit te laten? De lezer moet maar zelf oordelen.


Diagnose


Uit de 20 antwoorden, geanalyseerd in dit artikel, zijn er maar drie die een positieve houding laten zien. Het eerste zegt: "Esperanto is een natuurlijke taal, hoewel het resultaat van een kunstmatige taal, tot stand gekomen in Polen op het einde van de 19de eeuw."  Het tweede: "Wat er ook van zij, ik ben gelukkig te weten te komen dat de Esperantogemeenschap voldoende krachtig en ruim is om het u mogelijk te maken wereldwijd te reizen en in contact te komen met mensen ter plekke, in de landen die u bezoekt."   En het derde: "Als er ooit een kunstmatige universele taal zou moeten zijn, denk ik dat Esperanto een zeer goede keuze zou betekenen. Als persoon, die er een voldoende goede kennis van heb, zonder het nochtans op een of andere manier te steunen, zie ik er geen ernstige tekorten in."  Alle andere antwoorden spreken over de taal alleen maar negatieve oordelen uit.


Een kinderachtige manier van denken


Deze antwoorden vormen samen een coherent beeld. Ze vertonen de eigenschappen van een manier van denken die typisch is voor een kind van minder dan vijf jaar. Dit oordeel kan schokkend zijn. Daarom is het nuttig te preciseren dat elke volwassen op die manier werkt in een groot deel van zijn mentale activiteit. Intellect rijpt altijd maar gedeeltelijk. Het denken van een volwassene, dat verschijnt, wanneer de geestelijke evolutie het ontwikkelingsniveau bereikt heeft, dat het psychologische jargon het stadium van de formele operaties noemt, wordt slechts toegepast op gebieden, waar de betrokkene mee bekend is of die niet door de emotionele factoren geblokkeerd worden. Op allerlei gebieden - technische of andere vakgebieden, die het individu slecht kent; levenskunst; sociaal of politiek leven; religie; filosofie; mening over anderen en over zichzelf; mening over grote mensencategorieën ("negers zijn groot", "islamieten zijn fanatici", "Christenen zijn opdringerig", "vrouwen kunnen niet rationeel redeneren", "vrouwen begrijpen geen vrouwen", enz.) - gebruiken gemiddelde volwassenen het verstand van een vijfjarige: ze verwaarlozen de "insluit"-functie en redeneren zwart-wit, terwijl ze elke beschouwing, elke vraag reduceren naar slechts twee tegengestelde, uiterste en symmetrische termen.


Insluiting


Het ontbreken van de functie "insluiten" is een constante in de antwoorden van de taalkundigen. Ze stellen alles voor, alsof Esperanto geen binding zou hebben met het sociale leven, met de problemen van het mensdom. Ze behandelen het als een zaak, geïsoleerd van elke context, alsof het enkel zou bestaan in een "gesloten doos", zonder enige relatie met al het andere, dat in de wereld gebeurt. Nooit zien ze het als een mogelijke oplossing van een reëel probleem, dat kan concurreren met andere opties, voorgesteld om dezelfde moeilijkheden te overwinnen.


Er bestaan niet weinig onderzoekswerken, gepubliceerd over Esperanto, ondermeer doctoraatsthesissen en eindwerken, evenals artikels die in de vakliteratuur verschenen zijn. De antwoorden, gegeven in het kader van "Ask-A-Linguist" geven de indruk, alsof deze teksten nooit zouden bestaan hebben. Evenzo wordt geen enkel van de vele argumenten, die uitnodigen Esperanto te verwerpen, gebaseerd op studie of waarneming van reëel Esperanto, zoals men het kan aantreffen door aanwezig te zijn bij een internationale bijeenkomst in die taal of door een tekstanalyse uit te voeren. Om zich te veroorloven drastische oordelen uit te spreken over een taal, die men nooit gehoord heeft en waarin men nooit eender wat gelezen heeft, is het nodig ze om te vormen tot een zuiver abstracte zaak, een of ander project, uitgesloten uit het sociale leven: de "insluit"-functie wordt uitgeschakeld. Zelfs iets zo evident, als het verstaan, dat het, om Esperanto juist in te schatten, zou nodig zijn het concreet te kennen, is niet opgekomen in de redenering van onze taalkundigen. Dit gemis is duidelijk onbewust, als men overweegt dat niemand van hen zijn antwoord begint met iets te zeggen als: "eerlijk gezegd, daarover weet ik weinig, maar, uitgaande van wat ik weet over taalkunde in het algemeen, geloof ik dat het mogelijk is te veronderstellen, dat..."


Zelfs in details is dit ontbreken van insluiting op te merken, kenmerkend voor de mentale werking van een klein kind. Typisch in dat verband is het argument over de niet beklemtoonde klinkers, die riskeren hun bepaalde kleur te verliezen en dus veranderd te worden tot "schwa". Wie dat beweerd heeft, isoleert de situatie in enkele talen van de situatie bij de meerderheid, en hij merkt schijnbaar niet dat het argument veel meer geldt voor het Engels, dat hij in een ander antwoord looft als "de wereldtaal".


Zwart-wit denken


Eén van de karakteristieken van zwart-wit denken, typisch voor de mentale manier van werken van het kleine kind, is de veralgemening van het systeem "of alles, of niets", "of helemaal wel, of helemaal niet". Men vindt het ook terug in de antwoorden van de taalkundigen. Herhaaldelijk drukken ze zich uit, alsof Esperanto een exclusieve optie zou zijn. Ze zien het als "indien Esperanto, dan niets anders" of als "indien een nationale taal, dan geen Esperanto". Ze zijn blijkbaar niet in staat te overwegen, dat men op de vraag kan ingaan zonder iets uit te sluiten, dus op basis van "en Esperanto, en ook (een) andere ta(a)l(en). Nochtans hebben veel personen, die Esperanto geleerd hebben, ook een andere taal geleerd, of zijn ze van plan dat te doen, wetende, dat de moeite die ze besteden aan de taal van Zamenhof, hun veel tijd zal laten om een andere taal te leren. Het is een feit dat de verhouding meertaligen groter is onder Esperantisten dan in een willekeurig samengesteld monster van inwoners in het algemeen.


Wanneer het verstand werkt volgens het zwart-wit systeem, is de betrokkene niet in staat het geheel van de mogelijkheden in overweging te nemen. Een voorbeeld van die manier van werken biedt de vrouwelijke taalkundige, volgens wie het ondenkbaar is, dat een taal niet zou evolueren, wat, volgens haar, Esperanto veroordeelt om uiteen te vallen in dialecten, zoals met het Latijn gebeurd is. Ze wil niet weten wat er feitelijk gebeurd is: Esperanto heeft zich effectief aangepast, maar de eenheid van de taal werd daardoor niet in gevaar gebracht. Een diachronische studie brengt immers aan het licht, dat - hoewel Esperanto veel geëvolueerd is sedert de tijd van Zamenhof, het niet het slachtoffer werd van divergerende krachten. Om niet te zien dat onbewuste regelende mechanismen een taal één kunnen houden, is het nodig dat men zich in een bepaalde fase van zwart-wit denken bevindt, die de mogelijkheden beperkt tot slechts twee gevallen, die elkaar uitsluiten: of men legt de taal autoritair vast in één of andere toestand om te beletten dat ze evolueert, of ze evolueert en valt uiteen in dialecten. De mogelijkheden reduceren tot deze twee is verbazend bij een taalkundige, die zou hebben moeten opmerken, dat de meerderheid van de talen evolueren terwijl ze hun eenheid bewaren, zonder daarom de tussenkomst van een autoriteit van buiten uit te vereisen.


Vervlakkend effect


In het stadium dat een psychologisch jargon "voorbereidend" noemt - tot gemiddeld een leeftijd van vijf jaar - "vervlakt", "effent" het kinderlijke denken. Alle zaken, die het mentaal overweegt, bevinden zich op hetzelfde niveau. Dat is de reden waarom een kleine zich zo gemakkelijk schuldig of beschaamd voelt: een kleinigheid heeft voor hem of haar niet minder reliëf dan een verschrikkelijke misdaad. Meerdere antwoorden maken deze trekken duidelijk. Bij voorbeeld wordt Esperanto bekritiseerd omdat het kapjesletters heeft. (21) In feite is de manier om Esperanto te schrijven maar een bijkomende eigenschap. Als een schrijfwijze helemaal consequent is, is het feit, of men iets zo of anders schrijft, maar het kleed van de taal, niet haar lichaam. Esperanto zou niet zo ruim gebruikt worden in internetforums, discussies en berichtenuitwisseling, als dit een ernstig probleem zou zijn. Overigens heeft Zamenhof reeds aangegeven hoe men het moet oplossen: het volstaat het kapje te vervangen door de letter h geplaatst na de medeklinker. (22) Stelde het probleem zich in het begin van het computergebruik, nu is het opgelost.


Overigens is het mogelijk de zaak uit een andere hoek te bekijken: Esperanto heeft nooit opgehouden zich te verspreiden, spijts deze handicap, reëel in het begin, en nog evident in sommige situaties. Is dat niet het beste bewijs dat het voldoet aan een nood, die geen enkel ander systeem van internationale communicatie even goed aanpakt? Als dit detail belangrijk zou zijn, zou Esperanto al lang dood zijn. Van dit punt "het meest hinderlijke element" van Esperanto maken, illustreert het vervlakkende effect van het denken van een klein kind.


Het complex


De meerderheid van de hier beschouwde beweringen beantwoordt aan de vraag, gesteld door een persoon, die zelf ervaring heeft met Esperanto. De reacties naast de vraag, die ze oproepen, geven te denken, dat er bij deze taalkundigen een onderliggend complex in het spel is. Alle antwoorden, op één na, gaan voorbij aan de belevenissen van de vraagsteller, en niemand gaat in op een zeer precies punt, dat op de volgende manier onder woorden werd gebracht: "Hoeveel tijd is er nodig om een vreemde taal te leren, zoals Japans, Russisch of Hongaars?" Zelfs niet één van de taalkundigen verklaart, waarom hij of zij vermijdt te antwoorden. Het zou gemakkelijk zijn te antwoorden: "Uw vraag is niet te beantwoorden, omdat er te veel factoren tussenkomen", "Daarover heb ik geen enkele informatie" of "Dit behoort niet tot het gebied van de taalkunde," maar niemand antwoordt in die zin. Niemand merkt op dat de dame, die de vraag stelt, twee talen aanhaalt - waarvan twee niet Indo-Europees zijn - gesproken met mensen, met wie ze, twee zinnen verder, zegt dat ze Esperanto sprak. Wat ze bedoelt is duidelijk: "In ongeveer tien maanden is het mogelijk in Esperanto een niveau te bereiken, dat toelaat aangenaam te converseren met mensen in die landen, hoeveel tijd zou er nodig zijn om op dezelfde manier met hen Italiaans te spreken?" Waarom dit gemis aan antwoord? De vraag werd gesteld aan 'Ask-A-Linguist', die zichzelf definieert als "de plaats, waar gelijk wie, die geïnteresseerd is aan talen of taalkunde een vraag mag stellen en antwoord kan krijgen van professionele taalkundigen."


Het geeft de indruk, dat alleen al het verschijnen van het woord "Esperanto" een pijnlijke reactie veroorzaakt. In plaats van de vraag in alle details sereen te bekijken en een antwoord te zoeken, nemen de taalkundigen een verdedigende houding aan. Alles verloopt alsof het belangrijk is, onmiddellijk de kleinste kiem aan interesse voor de taal van Zamenhof te versmoren. De commentaren van de taalkundigen betekenen toch "Geef het op!", "Zeg aan uw vriend, dat hij geen tijd moet verliezen met dit gekke idee!, "Esperanto kan niet werken", Leer liever de taal van het land dat u interesseert". Die reacties ruiken naar censuur. Gelukkig kent de vraagstelster de waarheid uit eigen ervaring, anders zou haar beginnende interesse voor Esperanto op staande voet de kop ingeslagen zijn door toepassing van objectief oneerlijke middelen, als men beschouwt dat de beweringen, die aanzetten om het idee te laten vallen, een gemakkelijk te controleren realiteit verkeerd voorstellen (feitelijk zijn niet de personen oneerlijk, want ze antwoorden heel zeker oprecht; nochtans blijft het feit, dat eender welk gerecht hun verklaringen strijdig zou verklaren met de feiten en schadelijk voor de Esperantogemeenschap, indien deze laatste op een of andere manier een proces zou starten wegens smaad). Wat er ook van zij, alles wordt voorgesteld, alsof het werkelijke Esperanto taboe zou zijn bij deze taalkundigen. Alle antwoorden negeren wel een andere belangrijke zin in de vraag: "Als men wil reizen naar slechts één land of slechts één cultuur, kan men zich tevreden stellen met het leren van één enkele taal, maar wat te doen als men zich interesseert voor verschillende landen?" Deze verwoording kon niet klaarder zijn. Is het niet verwonderlijk dat het enige antwoord, dat betrokkene krijgt, is: "Leer de taal van het land waarheen u schikt te gaan"?


Etiologische veronderstellingen


Hoe kan het, dat universitairen, hoewel gespecialiseerd in een rigoureus vak en zeker getraind om de kritische geest van een volwassene te gebruiken, redeneren als kleine kinderen, waar het over Esperanto gaat? Om geloofwaardig te antwoorden zou het nodig zijn lange gesprekken met hen te voeren of een onderzoek te ondernemen op grond van gedetailleerde vragenlijsten met als doel de psychologische mechanismen aan het licht te brengen die op een diep, onbewust niveau de genoteerde disfunctie veroorzaken.


We moeten eerst benadrukken, dat dit gedrag helemaal niet uitzonderlijk is. Zoals reeds gezegd, vertonen alle normale volwassenen gelijkaardige mentale processen op vele gebieden, waar ze niet mee vertrouwd zijn. Men moet dus niet verwonderd zijn en niets verwijten aan de betrokkenen. Maar dat belet niet, dat men zich mag afvragen, wat die verschuiving veroorzaakt van een volwassen denken naar het denken van een klein kind.


In het algemeen gebeurt een gelijkaardige verschuiving op gebieden, die op een of andere manier de gevoelens treffen. Een emotionele verwikkeling manifesteert zich effectief in meerder antwoorden: "Een Japans ondernemingshoofd MOET in het Engels kunnen discussiëren", "De Hogepriesters van die messiaanse beweging van heel Europa", "Ik zal mijn afkeur niet verbergen, die ik voel voor die gekken, waarvan de kinderen Esperanto leren als eerste taal." Waarom wekt Esperanto bij die vaklui emotionele reacties op, die hun intellectuele functies lamleggen? Het gaat weer eens om een banaal verschijnsel. Het is een feit dat het vermelden van die taal, of uitleg er over, vaak deze uitwerking hebben op volwassenen (23) in zulke mate, dat de sobere, objectieve houding eigenlijk een uitzondering is en helemaal niet de meest gewone reactie. Bij een verwonderlijk hoge proportie mensen zet Esperanto, zodra men het er over heeft, de klassieke verdedigingsmechanismen in gang, die beschermen tegen angst. (24)


Men kan een terugkeer naar de manier van denken van een klein kind vergelijken met zulk mechanisme. Het laat toe het probleem niet in zijn geheel te moeten zien en dus de confrontatie met zijn volle complexiteit te vermijden. Het onderscheid tussen een deel en een geheel liquideren - typisch is voor zwart-wit werking - maakt het ook mogelijk er aan voorbij te gaan, dat men geen grond van informatie heeft om te antwoorden. Deze taalkundigen zondigen tegen de logica. Ze schijnen te geloven dat het volstaat een verband te leggen tussen "ik ben competent voor talen" en "ik heb een vaag idee over wat Esperanto is" om het besluit te kunnen trekken: "ik ben competent om te antwoorden op vragen over Esperanto in volle zelfvertrouwen." Een onnauwkeurig bewustzijn over een gedeeltelijke competentie wordt zekerheid over volledige competentie. Zonder deze verkeerde inschatting zouden onze taalkundigen niet die paternalistische toon aannemen van een specialist, die de zaak grondig kent en dus raad kan geven en gespierde beweringen uitspreken over feiten, die nooit gecontroleerd werden, in een antwoord aan een persoon, wiens competentie niemand kan in twijfel trekken. Men kan inderdaad de vraag, die de meerderheid van de antwoorden betreft, als volgt samenvatten: "Wat jullie, taalkundigen, zeggen over Esperanto, dat komt niet overeen met mijn belevenissen. Hoe zouden jullie dat kunnen verklaren?" Interessant, onze taalkundigen trekken zich telkens weer uit de slag om de beschouwingen te negeren, waar de getuigenis van de vraagster naartoe leidt. Ze antwoorden, alsof ze nooit gemerkt hadden dat zij zegt: "Ik heb gereisd in vele landen zoals Hongarije, Finland, Denemarken, Rusland, IJsland en mijn verblijf was zeer aangenaam dankzij de personen, die Esperanto spreken." Indien ze haar eenvoudig niet geloofd hadden, zouden ze dat zeggen. Maar ze geven geen commentaar op die zin. Is dit niet het teken van een mooi geslaagde verdrukking en dus van een waar complex?


Anderzijds mogen we niet vergeten, dat allen Engelstalig zijn. Meerdere antwoorden openbaren de onderliggende aanwezigheid van een zwart-wit schema "Engels ↔ Esperanto". Esperanto wordt aangevoeld als een rivaal, tegenstander, concurrent van het Engels, die dreigt diens plaats te nemen. De nood het voor te stellen als vol mankementen en slechte eigenschappen zou een manier kunnen zijn om het Engels te verdedigen. Het is bekend, dat een mens zich identificeert met zijn taal. Als ik van geboorte Engelstalig ben, is Engels verdedigen, mijzelf verdedigen. Zeggen, of laten verstaan: "het Engels is de wereldtaal", "het Engels is de taal, die u niet mag missen", "het Engels is een taal, zeer superieur aan dat Esperanto, dat die en die en die andere frustraties heeft" komt neer op te zeggen "Ik ben belangrijk", "ik ben de overwinnaar", "I am the best" ,"Ik ben de beste". Is het niet menselijk in deze vergissing te vallen? Wie zich nooit geïdentificeerd heeft met een wezen dat een gevoel van superioriteit geeft, die werpe de eerste steen naar de taalkundigen van "Ask-A-Linguist".


Omdat Esperanto een jonge taal is, kan het ook op de bodem van de onbewuste psyche gevoelens wekken, die bij mensen op middelbare leeftijd binnensluipen, wanneer een misschien minder ervaren, minder wijze rivaal, maar met de grotere kracht van de jeugd hen uit hun post dreigt te verdringen


Natuurlijk kunnen andere factoren tussenkomen in deze reacties. Bijvoorbeeld, indien Esperanto een taal is, die evengoed werkt als de andere, indien ze er in geen enkel opzicht moet voor onderdoen, hoewel consequenter, en dus gemakkelijker, kan dat ertoe leiden een hele reeks algemeen door taalkundigen aanvaarde ideeën te moeten herzien betreffende de essentie van het verschijnsel "taal". Niemand vindt het aangenaam zijn basisopvattingen te moeten in twijfel trekken, want daar identificeert men zich mee. Die noodzaak, zijn manier van talen te concipiëren onveranderd te bewaren, zou één van de oorzaken kunnen zijn, waarom de taalkundigen, ondervraagd over Esperanto, niet objectief antwoorden.


Ten slotte zou een volwassen antwoord vereisen, dat de vakman twee zinnen onder ogen zou moeten nemen, die hij helemaal niet wenst rechtstreeks te bekijken: "Ik weet het niet" en "Ik heb het niet onderzocht, niet bestudeerd". Deze negatieve zinnen betekenen "Ik ben niet bekwaam". Hoe zou het mogelijk zijn, te verwachten dat een taalkundige (behalve als hij of zij ook nog held of heilige was) ermee zou instemmen zich duidelijk onbekwaam te zien op een gebied, dat duidelijk behoort tot de taalkunde? Het is eenvoudiger en aangenamer deze gedachten te verdringen naar een verloren kelder in de onbewuste psyche, en zich een bekwaamheid toe te meten, die men objectief niet heeft.


____________
1. Een onvolledige lijst van zulke gebeurtenissen staat op http://www.esperanto.hu/eventoj/kalendar.htm.
2. Goro Kimura (Keio University) "The metacommunicative ideology of Esperanto. Evidence from Japan and Korea", Language Problems & Language Planning, 2003, vol. 27, 1, 73-85.
3. De uitspraak van c is /ts/ (caro= tsaar), ĉ is /tsj/ (Ĉeĥio= Tsjechië), ĵ is zoals in journalist (ĵurnalisto), ĝ is zoals in gentleman.
4. Voorbeeld : "De vijf uur Engels per week, die de scholen in de Verenigde Arabische Emiraten inrichten, volstaan niet opdat de jongeren een taalbekwaamheid zouden verwerven, die hun moet toelaten hogere studies te doen, waarvoor de beheersing van het Engels zeer belangrijk is" [Wafa Issa, "Experts discuss problems in the teaching of English", Gulfnews, 19 mei 2006].
5. Claude Piron, "Internationale Communicatie - Vergelijkende Studie ter velde uitgevoerd". [« Communication internationale - Étude comparative faite sur le terrain », Language Problems & Language Planning, vol. 26, 1, 23-50.]
6. Claude Piron, Waarnemen, vergelijken, kiezen.
7. François Grin, L'enseignement des langues étrangères comme politique publique (Paris : Haut Conseil de l'évaluation de l'école, 2005, p. 7)
8. After Babel, Oksfordo: Oxford University Press, 1975, p. 470.
9. Taalkundigen noemen in het Engels shwa of schwa een vage onduidelijk klinker, gelijkend op de (Engelse) uitspraak van e in quiet, of op wat de Fransen noemen e muet.
10. Zie daarover: Piron, Claude « A few notes on the evolution of Esperanto » in Schubert, Klaus, red. Interlinguistics (Berlijn, New York: Mouton de Gruyter, 1989), 129-142. Een iets verschillende versie is te vinden onder de titel "Evolution is proof of life".
11. Claude Piron, Le défi des langues - Du gâchis au bon sens (Parijs : L'Harmattan, 1994) [uittreksels in De uitdaging van de talen].
12. In Mackey, William Francis, en Ornstein, Jacob, red., Sociolinguistic Studies in Language Contact (Den Haag, Parijs en New York: Mouton, 1979), 433-450.
13. Probal Dasgupta, Dormanta Hejmaro (uitgegeven door de Vlaamse Esperanto-Bond, Antwerpen).
14. We herinneren er aan dat ĉ uitgesproken wordt als /tsj/ (Ĉehio=Tsjechië), ĝ als de g in gentleman, ŝ als de ch in machine, ŭ zoals onze w.
15. Dit is te danken aan de zeer grote flexibiliteit en rijkdom van de taal, maar ook aan het feit, dat de vertaler vertaalt uit zijn moedertaal, waarvan hij de subtiliteiten beter vat dan een anderstalige, hoe getalenteerd die ook moge zijn. Zie William Auld "The International Language as a medium for literary translation", Rüdiger en Vilma Eichholz, Esperanto in the Modern World (Bailieboro: Esperanto Press, 2-a uitg. 1982), 111-158, en: Claude Piron, "Poésie et espéranto".
16. Schwa (uit het Hebreeuws, Engels shwa of schwa) is de naam die men in de taalkunde geeft aan centraal gearticuleerde klinkers met een onduidelijke klank, waaronder de klinker e in het Engels woord quiet of in het Franse le.
17. Om een idee te krijgen over een wereldreis, waarin de reiziger ontvangen wordt in een Esperantotalig gezin bij elke etappe, zie Deguti Kiotaro, My travels in Esperanto-land (Kameoka : Oomoto, 1973).
18. Peter G. Foster, The Esperanto Movement (Den Haag: Mouton, 1982).
19. Zo vertaal ik de uitdrukking basket cases, waarvan ik niet zeker ben dat ik ze goed snap, spijts de talloze uren, die ik besteed heb aan de studie en het in de praktijk brengen van het Engels. Het Webster woordenboek bepaalt het als toepasselijk op een persoon, waarvan men de vier ledematen afgesneden heeft.
20. Klingon is de taal van het buitenaardse volk in de televisiereeks Star Trek.
21. De taalkundige, die dit probleem behandelt, stelt de realiteit verkeerd voor. Hij zegt: "Waarschijnlijk het hinderlijkste element van Esperanto (...) is, dat zijn alfabet verschillende speciale letters bevat (medeklinkers met een accent, zoals er geen bestaan in een andere taal), wat reeds problemen veroorzaakte bij oude schrijfmachines; die letters zijn zelfs minder in overeenstemming te brengen met hedendaagse tekstverwerkende programma's." Het volstaat bijvoorbeeld te kijken naar het vakje "Speciale letters" in het tekstprogramma Word, het meest gebruikte in de huidige wereld, om te zien, dat het de Esperantoletters bevat. En reeds sedert lang typen gebruikers van Macintosh computers probleemloos in Esperanto.
22. Ook verschillende andere systemen worden gebruikt. Sommigen zetten x na de medeklinker, wat aan de getypte tekst een raar, onesthetisch, onaantrekkelijk uitzicht geeft, maar met het voordeel, dat dit niets verandert aan de alfabetische volgorde, omdat de letter x niet bestaat in het Esperanto (deze klank wordt ks geschreven), en omdat er programma's bestaan, die in een paar secondes de letters met een x erna vervangen door de letters met hun kapje op. Anderen voegen een afkapteken bij. Die verschillen compliceren niet meer het lezen dan de verschillende manieren om Engelse woorden te schrijven: color / colour, realize / realise, program / programme, enz.
23. Zie: Claude Piron, "Un cas étonnant de masochisme social" of "Psychological Reactions to Esperanto".
24. http://claudepiron.free.fr/articlesenfrancais/casetonnant.htm#mecanismes (frans), http://claudepiron.free.fr/articlesenanglais/reactions.htm#defence (engels).


Vertaald door Ir Leo De Cooman uit de Esperantoversie op http://claudepiron.free.fr/articlesenesperanto/lingvistoj2.htm